Deel 1 Flashcards

1
Q

the reason

A

de reden
de redenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

the schoolday/s

A

de schooldag

de schooldagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wedding day

A

de huelijksdag

dehuwelijksdagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

the purchase

A

de aankoop

de aankopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

the moment

A

het moment

de momenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

the wedding

A

het huwelijk

de huwelijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

the journey

A

de reis

de reizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

the argument

A

het argument

de argumenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

the diploma

A

het diploma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

the birth

A

de geboorte

de geboorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

the certificate/diploma

A

het diploma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

the birth

A

de geboorte

de geboorten/de geboortes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

the arrival

A

de komst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

the life

A

het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

engagement day

A

de verlovingsdag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

to move

A

verhuizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

I move

A

ik verhuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

I have moved (perfect - for completed action in the past)

A

Ik ben verhuisd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

I moved (imperfect - for a situation/story telling etc.)

A

Ik verhuisde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

to achieve

A

behalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

I achieve

A

Ik behaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

I have achieved (perfect)

A

Ik heb behaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

I achieved (imperfect)

A

Ik behaalde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

I stayed (perfect)

A

Ik heb gebleven

25
Q

To stay

A

Blijven

26
Q

I stayed

A

Ik bleef

27
Q

It’s all the same to me/It doesn’t matter

A

Het is me gelijk!

28
Q

In my opinion…

A

Volgens me…

29
Q

In my opinion your wedding day is the happiest moment in your life.

A

Volgens mij is je huwelijksdag het gelukkigste moment in je leven.

30
Q

I want

A

Ik wil

31
Q

I would like

A

Ik zou graag

32
Q

I would

A

Ik zou

33
Q

I want to stay in Belgium

A

Ik wil in België blijven

34
Q

I would like to move to Spain

A

Ik zou graag naar Spanje verhuizen/

Ik zou naar Spanje willen verhuizen

35
Q

I want to live in Spain

A

I wil in Spanje wonen

36
Q

the first work experience

A

de eerste werkervaring

37
Q

the driver’s licence

A

het rijbewijs

de rijbewijzen

38
Q

to make a trip

A

een reis maken

39
Q

to travel

A

op reis gaan

40
Q

having a child

I had a child

A

een kind krijgen

I heb een kind gekregen

41
Q

to marry

A

trouwen

42
Q

to follow

A

volgen

gevolgd

43
Q

to find

A

vinden

gevonden

44
Q

What was the happiest moment in you life?

A

Wat was het gelukkigste moment in je leven?

45
Q

I found my job in 2012

A

Ik heb mijn job gevonden in 2012

46
Q

I went abroad for the first time alone in 2007

A

Ik ben voor de eerste keer alleen op reis gegaan in 2007

47
Q

I came to Belgium in 2017

A

Ik ben naar België gekomen in 2017

48
Q

I got engaged on 31st October 2019

A

Ik ben verloofd op 31 oktober 2019

49
Q

I bought an apartment in 2020

A

Ik heb een appartement gekocht in 2020

50
Q

Do you like living in Belgium?

A

Woon jij graag in België?

51
Q

Do you like living in Belgium?

A

Woon jij graag in België?

52
Q

I really like living in Belgium

A

Ik woon heel graag in België

53
Q

I like living in Belgium

A

Ik woon graag in België

54
Q

I don’t like living in Belgium

A

Ik woon niet zo graag in België

55
Q

I hate living in Belgium

A

Ik woon helemaal niet graag in België

56
Q

I like/love…

A

Ik hou van

57
Q

I don’t like

A

Ik hou niet van…

58
Q

Because Belgium has much too high taxes

A

Omdat België veel te veel belastingen heeft