Deel 1 Flashcards
the reason
de reden
de redenen
the schoolday/s
de schooldag
de schooldagen
wedding day
de huelijksdag
dehuwelijksdagen
the purchase
de aankoop
de aankopen
the moment
het moment
de momenten
the wedding
het huwelijk
de huwelijken
the journey
de reis
de reizen
the argument
het argument
de argumenten
the diploma
het diploma
the birth
de geboorte
de geboorten
the certificate/diploma
het diploma
the birth
de geboorte
de geboorten/de geboortes
the arrival
de komst
the life
het leven
engagement day
de verlovingsdag
to move
verhuizen
I move
ik verhuis
I have moved (perfect - for completed action in the past)
Ik ben verhuisd
I moved (imperfect - for a situation/story telling etc.)
Ik verhuisde
to achieve
behalen
I achieve
Ik behaal
I have achieved (perfect)
Ik heb behaald
I achieved (imperfect)
Ik behaalde