Deel 1 Hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

Wat zijn de vochtverhoudingen in ons lichaam?

A

2/3e intracellulair en 1/3e extracellulair
-> 1/4e extracellulair vocht -> in vasculair stelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar komt het vocht terecht wanneer we dit intraveneus toedienen?

A

In het extracellulair vasculair stelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er als de osmolariteit in het lichaam uit evenwicht is?

A

wordt gelijk gehouden door verplaatsing van vocht via semipermeabel celmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is infusie?

A

Het toedienen van vloeistoffen, voedingsstoffen, medicatie of bloed via katheter langs parenterale weg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is infunderen?

A

een infuus intraveneus of hypodermaal via een canule inbrengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op welke manieren kan men een infuus toedienen?

A

onder invloed van de zwaartekracht, door middel van een druppelmechanisme of met een infuuspomp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Aan welke eisen moet een infuusvloeistof voldoen?

A
  • de vloeistof moet bacterievrij zijn (na sterilisatie of filteren);
  • de vloeistof moet pyrogeenvrij zijn;
  • de vloeistof moet vrij zijn van vreemde bestanddelen;
  • de vloeistof moet zoveel mogelijk isotonisch zijn en moet de pH-waarde van het bloed benaderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de indicaties voor het opstarten van infuustherapie? !!!

A
  • op peil houden van de vochthuishouding
  • prehydratie en posthydratie
    • voor onderzoek met contrastvloeistof
    • om nieren te beschermen tegen schadelijke contrastvloeistof
  • ernstige uitdroging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de mogelijke complicaties van infuustherapie?

A
  • infectie
  • allergische reactie
  • Het weefsel kan afsterven (bij toedienen vloeistoffen buiten bloedbaan)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke soorten infusen zijn er?

A
  • infuustherapie bij dehydratatie en natriumdepletie;
  • voedingsinfusen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is natriumdepletie?

A

te groot verlies aan natrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurd er bij dehydratatie?

A

zv verliest meer vocht dan dat hij opneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke situaties kunnen leiden tot dehydratatie en natriumdepletie?

A
  • zv kan niet eten of drinken t.g.v. ziekte of chirurgische ingreep;
  • hevig zweten t.g.v. hoge koorts;
  • uitgebreid huidverlies (bv. brandwonden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe wordt dehydratatie behandeld?

A
  • Er worden herstelinfusen toegediend
  • bevatten natriumchloride, ofwel glucose, ofwel beide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uit wat bestaat een natriumchloride-infuus?

A

bestaat uit een bepaalde verhouding water en natriumchloride

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tussen waarden is het acceptabel om NaCl toe te dienen?

A

0.3%-3%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de indicaties voor het intraveneus toedienen van NaCl?

A
  • dehydratatie;
  • natriumdepletie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de contra-indicaties voor het intraveneus toedienen van NaCl?

A
  • hyperchloremie;
  • hypernatremie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bij welke aandoeningen moet men extra opletten bij het intraveneus toedienen van NaCl?

A
  • elke vorm van hartaandoening;
  • een zwakke nierfunctie;
  • hypertensie;
  • perifeer oedeem;
  • longoedeem;
  • pre-eclampsie;
  • aldosteronisme;
  • elke andere aandoening die gepaard gaat met natriumretentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de mogelijke verschijnselen bij een overdosering van NaCl?

A
  • hypertensie;
  • perifeer oedeem;
  • nierfalen
  • spierschokken
  • longoedeem
  • convulsies
  • dyspnoe
  • tachycardie;
  • ademhalingsarrest
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de mogelijke bijwerken van een infusie?

A
  • koorts
  • infectie insteekplaats
  • rubor, dolor, tumor
  • flebitis
  • veneuze trombose op plaats infusie
  • extravasatie
  • hypervolemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een glucose-infuus?

A
  • Bestaat uit bep. verhouding water glucose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoeveel kCal zitten er in een 1l glucose oplossing van 5%?

A

200 kCal per liter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de indicaties voor het toedienen van een glucose-infuus?

A
  • om vocht en koolhydraten toe te dienen;
  • om andere geneesmiddelen te verdunnen of gemakkelijker toe te dienen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn de contra-indicaties voor het toedienen van een glucose-infuus?

A
  • niet-gecompenseerde diabetes;
  • omstandigheden waarin glucose niet verdragen wordt:
    • metabole stress;
    • hyper-osmolaire coma;
    • hyperglycemie;
    • hyperlactatemie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Bij welke aandoeningen moet men extra opletten bij het intraveneus toedienen van glucose?

A
  • hartfalen;
  • longaandoening;
  • zwakke nierfunctie;
  • oligurie;
  • anurie;
  • waterintoxicatie;
  • intracraniale hypertensie;
  • beroerte;
  • diabetes
27
Q

Waarom mag glucose niet samen worden gegeven met bloedproducten? !!!

A

kans op hemolyse (kapot gaan van RBC’s)

28
Q

Waarom moet bij de toediening van een glucose infuus opletten met de inloopsnelheid? !!!

A
  • toediening kan te hoog suikergehalte in bloed teweegbrengen -> soms toediening insuline in infuuszak
  • Langzame toediening om osmotische diurese te voorkomen
29
Q

Wat zijn de mogelijke verschijnselen bij een overdosering van glucose-infuus?

A
  • oedeem of waterintoxicatie, met als gevolg hyponatriëmie;
  • verhoogde urineproductie;
  • hyperosmolariteit;
  • dehydratie;
  • hyperglycemie;
  • hyperglucoserie
30
Q

Wat zijn de mogelijke bijwerkingen van een glucose-infuus?

A
  • verstoringen van de elektrolytenbalans;
  • hyperglycemie;
  • polyurie
31
Q

Wat zijn de verpleegkundige aandachtspunten bij het intraveneus toedienen van medicatie?

A
  • Indien er medicatie werd toegevoegd aan de infusie, lees dan de bijsluiter van de
    toegevoegde medicatie:
  • Het infuus mag NIET worden toegediend:
    • als de oplossing deeltjes bevat;
    • als de zak op één of andere manier beschadigd is;
    • uit een gedeeltelijk gebruikte zak.
  • Niet-gebruikte oplossingen moeten altijd worden vernietigd
32
Q

Welke vormen van dehydratatie zijn er? !!!

A
  • isotone dehydratatie;
  • hypotone dehydratatie;
  • hypertone dehydratatie
33
Q

Wat gebeurd er bij veranderingen in de osmolariteit ter hoogte van de cellen? !!!

A
  • eerste uitwisseling via semipermeabel membraan om de situatie te herstellen
  • geen herstel mogelijk is -> gevolgen voor zv groot
    • problemen met wateruitwisseling in hersencellen -> aanleiding tot delirium, coma, convulsies of overlijden
34
Q

Wat is isotone dehydratatie? !

A
  • vasculair, extracellulair verlies aan water en natrium, met hypovolemie tot gevolg
  • Er is geen verschuiving in de elektrolytenconcentratie
35
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van isotone dehydratatie? !

A

braken, diarree, bloedingen …

36
Q

Wat is het voornaamste gevolg van isotone dehydratatie? !

A

orthostatische bloeddrukval door
ondervulling

37
Q

Waar heeft zv nood aan bij isotone dehydratatie?

A

isotone vloeistof als basis van de
infuustherapie -> toegediende vocht dezelfde druk of osmolariteit bevat
als het bloed -> concentratie aan zouten is = vloeistof en in bloed

38
Q

Wat is de reactie bij het toedienen van isotone vloeistof bij isotone dehydratatie? !!

A

geen reactie tussen het extracellulair en intracellulair milieu -> geen reactie tussen bloed en infuusvloeistof

39
Q

Welke voorbeelden van isotone vloeistoffen worden gebruikt bij infuustherapie? !!!

A

NaCl 0,9% en Glucose 5% of mengsel van isotone vloeistoffen = isotone vloeistof

40
Q

Wat is hypotone dehydratatie? !

A
  • vooral natriumdepletie -> zoutverlies
    -> elektrolytenconcentraties in bloedserum dalen en zo ontstaat er een extracellulaire
    hypotone toestand: water aangetrokken van extracellulair naar intracellulair
  • Dit heeft vasculaire dehydratatie en hypovolemie als gevolg
41
Q

Wat zijn mogelijk oorzaken van hypotone dehydratatie? !

A

hevig zweten, braken, diarree, bloedingen,
diureticagebruik, nierinsufficiëntie …

42
Q

Waar heeft zv nood aan bij hypotone dehydratatie?

A
  • hypotone oplossing -> vocht lagere osmolariteit dan bloed, dat wil zeggen water met lage natriumconcentraties.
  • oraal of infuustherapie
43
Q

Wat gebeurt er bij het intraveneus toedienen van een hypotone vloeistof? !!

A

vloeistof word toegediend -> komt in extracellulair vasculair stelsel -> onevenwicht in osmolariteit op extracellulair en intracellulair vlak: extracellulair -> lagere osmolariteit => onevenwicht herstellen -> watermoleculen uitgewisseld via semipermeabel membraam => bloedcellen water aanzuigen uit het toegediende vocht

44
Q

Wat gebeurd er wanneer er een te sterke reactie is na het toedienen van een hypotone vloeistof?

A

bloedcellen opzwellen en gaan scheuren, = dan van hemolyse

45
Q

Wat is een voorbeeld van een hypotone vloeistof? !!!

A

NaCl 0,45%.

46
Q

Wat is hypertone dehydratatie? !

A
  • een groter tekort aan water ten opzichte van natrium.
  • Extracellulair -> hyperosmolariteit en hypernatriëmie
47
Q

Wat gebeurd er bij hyperosmolariteit en hypernatriëmie? !!

A
  • water aangetrokken van intracellulair naar extracellulair -> cellen dehydrateren -> intracellulair, extracellulair en vasculair vochtverlies <-> vochtcompensatie vanuit de intracellulaire omgeving => minder uitgesproken hypovolemie
48
Q

Wat is de oorzaak van hypertone dehydratatie?

A
  • koorts met verminderde vochtopname -> vaak bij diabetes insipidus
  • symptomen: sufheid, delirium tot coma en ernstige dorstklachten door de verhoging van het natriumgehalte in het lichaam
49
Q

Wat is diabetes insipidus?

A
  • Stoornis van het antidiuretisch hormoon
  • 10-20l vochtverlies per dag
50
Q

Wat heeft een zv met hypertone dehydratatie nodig?

A

hypertone oplossing => vocht heeft hogere osmolariteit dan bloed -> water met hoge natriumconcentraties

51
Q

Wat gebeurt er bij het intraveneus toedienen van een hypertone vloeistof? !!

A

vloeistof word toegediend -> komt in extracellulair vasculair stelsel -> onevenwicht in osmolariteit op extracellulair en intracellulair vlak: extracellulair -> hogere osmolariteit => onevenwicht herstellen -> watermoleculen uitgewisseld via semipermeabel membraam => toegediende infuusvloeistof gaat water aanzuigen uit de bloedcellen

52
Q

wat zijn voorbeelden van hypertone vloeistoffen? !!!

A

Glucose 10% of 20%, Sorbitol®, Mannitol® …

53
Q

Wat zijn de verpleegkundige aandachtspunten bij het toedienen van hypotone en hypertone vloeistoffen?

A
  • sterke reactie na toedienen van hypo- of hypertone vloeistof, kunnen bloedcellen opzwellen en scheuren = hemolyse
  • Soms andere elektrolyten toegevoegd, zoals kalium- en calciumionen -> Meestal apart toegevoegd naar behoefte van de zv -> rekening houden met dat kalium de prikkelbaarheid van het hart vermindert en dat calcium omgekeerde effect heeft
54
Q

Wanneer worden voedingsinfusen toegediend?

A
  • Indien een zv geen voeding kan opnemen en deze situatie langere tijd aanhoudt -> risico dat de zv te weinig voedingsstoffen binnenkrijgt
  • bij langdurig voedingsinfuus -> centrale katheter
55
Q

Wat zijn de mogelijke onderdelen van een voedingsinfuus?

A
  • aminozuren (voor eiwitopbouw)
  • koolhydraten
  • vetten
  • toevoeging van: elektrolyten, sporenelementen of vitaminen
56
Q

Wat is het mogelijke gevolg van een voedingsinfuus?

A

vaak hypertoon: wnr perifeer toegediend -> kan irriteren -> grote kans op flebitis of trombose

57
Q

Waarom kan je geen glucose 5% gebruiken als voedingsinfuus?

A
  • weinig voedingswaarde -> tien liter per dag van dit infuus moeten geven voor benodigde hoeveelheid energie
  • hypertoon koolhydrateninfuus nodig -> langzaam toedienen om diuretisch effect te vermijden
58
Q

Waarom worden glucose infusen van meer dan 10% meestal niet perifeer toegediend?

A
  • grote kans op tromboflebitis -> meestal toegediend in centrale ader -> snelle stroomsnelheid van bloed => snelle verdunning van infuusvloeistof -> glucose tot 70% kan worden toegediend
59
Q

Wanneer wordt een aminozuren infuus gegeven?

A
  • zv niet oraal gevoed kan of wil worden.
  • steeds in combinatie met koolhydrateninfuus toegediend
60
Q

Wat zijn contra-indicaties voor het toedienen van een aminozuurinfuus? !

A

lever- en nierfunctiestoornissen.

61
Q

Waarom worden vetemulsies toegediend?

A

door de hoge calorische waarde

62
Q

Wat zijn de voorwaarden voor het toedienen van het toedienen van vetemulsies? !

A
  • geen andere geneesmiddelen aan worden toegevoegd
  • hoeveelheid beperkt per 24u -> lichaam kan maar kleine hoeveelheden beperken
63
Q

Welke doelen kan een infuus nog hebben buiten hydrateren en voeden?

A
  • sterk hypotone infusen: onttrekken vocht aan weefsels en bevorderen diurese
  • plasma-vervangende infusen: bij een te klein circulerend volume
  • oplossingen met albumine (20%): indien het bloed te weinig albumine bevat (<16 g/l), -> water niet vastgehouden in bloedvaten -> gecorrigeerd worden met albumine-infuus