Deel 1 - andrologie Flashcards

1
Q

Hoeveel koppels krijgen te maken met infertiliteit?

A

1:6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe veel % van de mannen presenteert met azoöspermie?

A

1%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is AMH en wat is de primaire functie?

A

AMH staat voor anti-Müllerian hormone, met als primaire functie de degeneratie van de gangen van Müller in mannelijke embryo’s tijdens de ontwikkeling van de primaire geslachtsorganen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor wordt AMH geproduceerd tijdens de foetale ontwikkeling?

A

Door de Sertoli-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het eerste teken van mannelijk puberteit?

A

Testiculaire vergroting, waarvan minstens 1 een volume > 4 ml krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Rond welke leeftijd vindt de spermarche plaats?

A

13-15 jaar oud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welk volume krijgen de testikels tijdens de spermarche?

A

> 12 mL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat neemt het grootste deel in van de testes op jonge leeftijd?

A

Sertolicellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de verdeling van soorten cellen in de testes na de puberteit?

A

Na de puberteit wordt het grootste deel ingenomen door kiemcellen, daarna Sertolicellen en het minste door Leydigcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is testicular dysgenesis syndrome?

A

Een ontwikkelingsstoornis gekarakteriseerd door hypospadias, cryptorchorchidisme, lage spermakwaliteit en zaadbalkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 4 mogelijke oorzaken van testicular dysgenesis syndrome

A
  1. Blootstelling tot endocrine-disrupting chemicals (EDCS)
  2. Genetische defecten & polymorfismen
  3. Intra-uteriene groeirestrictie
  4. Lifestyle factoren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kan de abnormale ontwikkeling door testicular dysgenesis syndrome zich uiten?

A
  • Verstoorde Leydigcel differentiatie/functie, waardoor er minder insuline 3 expressie plaatsvindt (cryptorchidisme)
  • Androgeeninsufficiëntie (hypospadias).
  • Ook kan er veranderde Sertolicel differentiatie/functie plaatsvinden waardoor en minder kiemceldifferentiatie plaatsvindt, leidend tot lage spermakwaliteit en GCNIS testicular germ cel cancer (TGCC).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar kunnen testes die niet helemaal zijn gedaald zijn blijven hangen?

A

abdominaal, inguinaal of hoogscrotaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoeveel jongens hebben last van cryptorchidisme/hypospadia? Hoe veel hiervan bilateraal?

A

3-5 jongens per 100 hebben er last van, waarvan 15% bilateraal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is slecht ontwikkeld bij hypospadia/cryptorchidisme?

A

Het gubernaculum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom opereer je hypospadia het liefst in het eerste levensjaar?

A

zo vergroot je de kans dat de stamcellen werkzaam worden/blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe veel groter is de kans op zaadbalkanker bij niet ingedaalde testes?

A

5x

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat moet je onderzoeken tijdens lichamelijk onderzoek bij een infertiele man? (5)

A
  1. Mannelijke habitus
  2. Penis/meatus onderzoek
  3. Palperen testikel (orchidometer/echo)
  4. Epidydimis
  5. Funiculis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat beoordeel je aan de vaten bij een echo van het scrotum?

A

> 3 mm, reflux, vaatverwijding en/of verstopping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn 4 mogelijke uitslagen bij een semenanalyse?

A
  • Normozoospermie
  • Oligozoospermie
  • Cryptozoospermie <100.000 sperm/ml
  • Non-obstructieve azoospermie NOA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de belangrijkste genetische afwijking die wordt gezien bij infertiele mannen en wat is het gevolg van deze afwijking?

A

Het Kleinefelter syndroom (XXY). Hierbij bevinden zich geen zaadcellen is het sperma en blijven de testes klein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke 2 delen van het Y-chromosoom kunnen een microdeletie hebben die tot infertiliteit leidt?

A

Het AZF en het AZR deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het gevolg van een microdeletie in het AZF deel van het Y chromosoom?

A

azoöspermie of oligospermie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat kan een microdeletie in het AZR deel van het Y-chromosoom veroorzaken?

A

Verschillen in spermaproductie. Bijv. alleen Sertoli cellen aangedaan maar ook maturatieproblemen of hypospermatogenese. Combinaties hiervan komen ook voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Bij hoe veel van de mannen met infertiliteitsproblemen wordt een spatader van de testis te zien?

A

20-35%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waarom zie je vaker een spatader in de linker testisader?

A

De linker vene mondt uit in de linker niervene, wat klepproblemen kan veroorzaken en invloed kan hebben op beide ballen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

In welke 3 categoriën is een spatader van de testis in te delen?

A

I: vasalva positief, II: palpabel en III: zichtbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waarom zorgen anabolen en steroïdgebruik voor laag FSH en LH?

A

Men krijgt een hoog exogeen testosteron, hierdoor wordt de aanmaak van LH en FSH geremd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waar kan steroïdgebruik toe leiden?

A

subfertiliteit, azoöspermie of oligospermie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe proberen mannen die steroïden gebruiken hun tijdelijke testosterononderdrukkingen tegen te gaan?

A

Door aromataseremmers of LH injecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hoe veel cycli van steroïdgebruik kan het duren totdat mannen al niet terug komen op hun normale testosteronproductie?

A

al na 1-2 cycli kan het voor altijd verstoord raken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is de functie van sertolicellen?

A

Sertolicellen zijn steuncellen die er voor zorgen dat wanneer er spermatocyten ontstaan, ze beschermd zijn tegen het immuunsysteem.

Sertolicellen voeden ook de spermatocyten, daar komt namelijk geen bloed bij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is semen cryopreservatie?

A

Semen cryopreservatie is het invriezen van semen om na de behandeling nog te kunnen gebruiken voor inseminatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Bij welke soort kanker is zaadlozing vaak niet mogelijk?

A

Leukemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Hoe werkt elektroejaculatie?

A

Electroejaculatie wordt gedaan onder narcose, waar een rectale probe tegen de prostaat wordt gebracht en zo een zaadlozing wordt opgewekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat houdt spermatogoniale stamcel banking in? Bij wie wordt dit gedaan?

A

Er wordt een biopt uit de zaadbal genomen om spermatogionale stamcellen te preserveren. Na de behandeling kunnen deze ingevroren worden of terug worden getransplanteerd in de patiënt. Dit wordt voornamelijk gedaan bij kinderen met kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Noem 4 voorargumenten voor het invriezen van zaad bij een operatie aan teelbalkanker

A
  1. De zaadkwaliteit is beter voor de operatie dan er na
  2. Je weet niet welk bal de meeste zaalcellen maakt
  3. Bij 15% van de mannen lukt het niet om zaadcellen in te vriezen
  4. De tijd nemen, om later alle mogelijkheden te hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Noem 4 tegenargumenten tegen het invriezen van zaad bij een operatie aan teelbalkanker

A
  1. 70% stadium I tumoren, vaak geen chemotherapie nodig
  2. Op 1 bal kun je gewoon vruchtbaar zijn
  3. < 8% gebruikt de ingevroren cellen ook daadwerkelijk zwanger te worden
  4. Geen tijd verliezen aan zaad verliezen, maar snel opereren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Welke 2 soorten stamcellen bevatten de testes? Waar heeft chemo invloed op?

A

De testes bevatten 2 soorten stamcellen: actief en slapend. De actieve stamcellen worden aangetast door chemotherapie, de slapende echter niet. De slapende stamcellen tonen herstel na therapie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Hoe lang kan het herstel van slapende testisstamcellen na chemotherapie duren?

A

Tot wel 5 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Welke therapie bij de testes geeft de grootste kans op vruchtbaarheidsstoornissen?

A

Radiotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Hoe veel van de jongens met kanker op kinderleeftijd zullen infertiel worden?

A

1:3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Noem 3 mogelijkheden van kunstmatige inseminatie en hun succeskans

A
  1. IUI: 10% succeskans
  2. IVF: 30% succeskans
  3. ICSI: 30% succeskans
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Hoe werkt IUI? Hoe veel zaadcellen moeten minstens aanwezig zijn?

A

De zaadcellen worden in de baarmoeder gebracht. Hiervoor moeten met ml minstens 3 miljoen motiele zaadcellen aanwezig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Hoe werkt IVF? Hoe veel zaadcellen moeten aanwezig zijn?

A

Zaadcellen moeten de eicel wel zelf nog bevruchten. Hiervoor is nog wel enige hoeveelheid zaad nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Hoe werkt ICSI? Hoe veel zaadcellen moeten aanwezig zijn?

A

De zaadcel wordt met een naaldje de eicel in gebracht. Dit wordt alleen gedaan bij een hele kleine hoeveelheid zaad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Hoe veel van de mannelijk AYA patiënten hadden graag betere counseling gewild over vruchtbaarheid en presevatie?

A

70%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Hoe veel % van de mannelijke AYA patiënten houden zorgen over vruchtbaarsheidsstatus?

A

57%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Hoe veel meter buis is er per testis aanwezig?

A

500 meter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wat is de verdeling in percentages van opslag van ejaculaat?

A

1% in de Cowperse klieren,
2-5% in de testis
10-30% in de prostaat
65-75% zit opgeslagen in de seminaal vescicle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Waar komt het vocht vandaan na een vasectomie?

A

Uit de prostaat, de zaadblaasjes en de Cowperse klieren

52
Q

Hoe lang duurt spermatogenese? Hoe veel hiervan is spermiogenese?

A

Spermatogenese neemt 70 dagen in beslag, waarvan 10 dagen spermiogenese is.

53
Q

Wat is spermiogenese?

A

Spermiogenese is de ontwikkeling van een spermatische cel tot een spermacel

54
Q

Wat zijn de verschillende Johnsenscore’s van spermatogenese?

A
  • Normale spermatogenese: Johnsen 10
  • Hypospermatogenese: Johnsen 8-9
  • Maturatie arrest: Johnsen 3-7 (geen spermatoid naar spermacyt)
  • Sertoli cell only: Johnsen 1-2
55
Q

Op welke cel in de testes heeft FSH invloed en wat wordt hierdoor geproduceerd?

A

FSH –> Sertolicel –> Inhibine B.

56
Q

Op welke cel in de testes heeft LH invloed en wat wordt hierdoor geproduceerd?

A

LH –> Leydigcel –> testosteron

57
Q

Hoe veel testosteron wordt per dag aangemaakt?

A

5 mg

58
Q

Welke 3 routes ondervindt testosteron?

A
  1. Een deel gaat via de AR als dihydrotestosteron werken, het wordt door 5O-reductase omgezet.
  2. Een deel gaat al vrij testosteron werken.
  3. Een ander deel wordt gearomatiseerd door aromatase tot oestradiol, waarna het op de ER werkt.
59
Q

Wat vindt plaats tijdens de emissiefase van ejaculatie?

A

Blaashals en sluitspier zijn dicht bij stimulatie. Er bouwt zich heel veel vloeistof op bij prostaat, in urethra prostatica (UP).

60
Q

Wat vindt er plaats tijdens de expulsiefase van de ejaculatie?

A

Contractie m. bulbocavernosus, ischiecavernosus en bekkenbodem, openen sphincter urethrae

61
Q

Wat houdt - OligoAstenoTeratospermie (OAT) in?

A

Volume x concentratie x Motiliteit (VCM) is laag

62
Q

Wat houdt cryptozoospermie met progressief motiele spermacellen in?

A

VCM erg laag. Bij centrifugatie en hele sterke concentratie zijn spermacellen te zien. Bij motiele zaadcellen kun je wel het ejaculaat gebruiken, bij immotiele zaadcellen is het onbruikbaar.

63
Q

Wat houdt cryptozoospermie met alleen immotiele spermacellen in?

A

VCM = 0

64
Q

Noem 3 problemen die aspermie kunnen veroorzaken

A
  1. Anorgasmie (psychogeen of neurogeen)
  2. Retrograde ejaculatie
  3. Anejaculatie
65
Q

Welke 3 soorten azoöspermie zijn er?

A

pre-testiculair, testiculair of post-testiculair

66
Q

Wat is er aan de hand bij pre-testiculaire azoöspermie?

A

Bij pre-tesiculaire azoöspermie is er sprake van hypothalamus-hypofyse falen, suppressie van de HHG as (isolated hypogonadotropic hypogonadism)

67
Q

Noem 5 problemen die de oorzaak kunnen zijn van pre-testiculaire azoöspermie

A
  1. Kallmannsyndroom (hypothalamus werkt niet)
  2. Hypofysefalen
  3. Misbruik van anabole steroïden
  4. Verhoogd oestrogeen
  5. Te veel adipeus weefsel
68
Q

Wat houdt testiculaire azoöspermie in?

A

Testiculaire azoöspermie houdt in dat er spermatogeen falen is (non-obstructieve azoöspermie)

69
Q

Noem 5 problemen die de oorzaak kunnen zijn van testiculaire azoöspermie

A
  1. Testiculair dykinesie
  2. Cryptorchidisme
  3. Klinefelter syndroom
  4. Bof orchitis
  5. Radiotherapie en chemotherapie
70
Q

Wat houdt post-testiculaire azoöspermie in?

A

Dit is obstructieve azoöspermie

71
Q

Noem 4 problemen die de oorzaak kunnen zijn van post-testiculaire azoöspermie

A
  1. Vasectomie
  2. Iatrogene redenen
  3. Post-infectieu
  4. Congenitaal bilateraal agenesis van vas deferens (CBAVD)
72
Q

Wat houdt CBAVD in en hoe veroorzaakt het problemen?

A

Dit houdt in dat er geen fructose van de vesicula seminalis in het ejaculaat voorkomt, waardoor het ejaculaat een lage pH behoudt.

73
Q

Welke therapie is te gebruiken bij pre-testiculaire azoöspermie?

A

Recombinante Human Chorionic Gonadotropin (rHCG) + recombinant FSH (r-FSH)

74
Q

Welke therapie is te gebruiken bij testiculaire azoöspermie?

A

TESE kan worden toegepast om toch cellen te verkrijgen, met een sperm-retrieval rate van 50-60%

75
Q

Welke therapie is te gebruiken bij post-testiculaire azoöspermie?

A

Bij een post-infectieuze oorzaak kunnen de leiders niet meer aan elkaar worden gemaakt, bij een vasectomie echter wel. Ook kan hier TESE worden toegepast, met een sperm retrieval rate van 100%

76
Q

Waar bevindt zich het AR gen?

A

Op het X-chromosoom en bevat 8 exonen

77
Q

Waar leiden defecten in de AR receptor tot?

A

ondervirisilatie en geheel of gedeeltelijke androgeenongevoeligheid (AIS, PAIS, CAG-repeats in exon 1)

78
Q

Wat is de locatie van primair hypogonadisme?

A

De testes

79
Q

Noem3 mogelijke oorzaken van primair hypogonadisme

A
  1. Kleinefelter syndroom
  2. Crytorchidisme
  3. Testiculaire dysgenesie
80
Q

Wat is er aan de hand met LH/FSH/testosteron bij primair hypogonadisme?

A

LH en FSH verhoogd
Testosteron verlaagd

81
Q

Wat is de therapie bij primair hypogonadisme?

A

TRT

82
Q

Wat is de locatie bij secundair hypogonadisme?

A

Hypothalamus/hypofyse

83
Q

Wat zijn de 2 mogelijke oorzaken voor secundair hypogonadisme?

A

Hypofysetumor, Kallmannsyndroom

84
Q

Wat is er aan de hand met LH/FSH/testosteron bij secundair hypogonadisme?

A

LH en FSH verhoogd.
Testosteron verlaagd

85
Q

Wat is de therapie bij secundair hypogonadisme zonder kinderwens?

A

TRT

86
Q

Wat is de therapie bij secundair hypogonadisme met kinderwens?

A

Pregnyl (LH) icm puregon (FSH) of GnRH pomp

87
Q

Wat is de locatie van late onset hypogonadisme?

A

Testis/adipeus weefsel

88
Q

Wat is de oorzaak van late onset hypogonadisme?

A

Hoge leeftijd, comorbiditeit

89
Q

Wat is de therapie bij late onset hypogonadisme?

A

TRT

90
Q

Hoe kan TRT worden gegeven?

A

Gel (elke dag)
Injecties (elke 3 weken of elke 12 weken)

91
Q

Wat is het voordeel van TRT injecties elke 12 weken vs elke 3 weken?

A

Deze geven een betere spiegel en dus minder schommelingen dan bij injecties elke 3 weken

92
Q

Wat moet je goed monitoren bij TRT en waarom?

A

Het Hb en hematocriet, te veel testosteron kan dik bloed geven.

93
Q

Hoe verbeterd lichaamsactiviteit de botaanmaak?

A

Het verhoogt het testosterongehalte door minder vetweefsel/aromatase

94
Q

Hoe worden bij adipositas de botten beschermd tegen osteoporose?

A

Door een verhoogd oestradiol

95
Q

Noem een aantal redenen voor secundair osteoporose bij mannen

A
  1. Hypogonadisme,
  2. Corticosteroïdgebruik
  3. Gebruik van anti-epileptica
  4. Hyperparathyreoïdie
  5. Diabetes mellitus type I
  6. Gastrectomie
  7. Pernicieuze anemie
96
Q

Wat is het effect van testosteroninjecties bij mannen met androgeendeficiëntie op de botten? Welk effect is nog niet bewezen?

A

T eenestosteroninjecties geven toename van de botmineraaldichtheid van de wervels. Er is géén bewijs dat het vermindering van fracturen geeft.

97
Q

Hoe bevordert testosteron botaanmaak?

A
  • Dihydrotestosteron remt osteoblast apoptose en bevordert osteoblast proliferatie en differentiatie
  • Oestrogeen remt osteoclast activiteit en bevordert osteoclast apoptose
98
Q

Wat houdt persistent Müllerian duct syndrome in?

A
  • Bij 88% is er een mutatie van AMH of AMHR2 gen
  • Müllerse gangen gaan niet in regressie na 10e week foetale ontwikkeling
  • Testes blijven opgehangen aan lig latum en verbonden met tubae
  • Mate van mobiliteit van Müllerse resten bepalen positie testes
99
Q

Wat doe je bij een hoog risico stadium 1 TGCT?

A

1x chemotherapie (BEP)

100
Q

Noem 3 redenen om een testisspatader wel een progressieve ziekte te noemen

A
  1. In 20-35% van de mannen met een spatader is en infertiliteit die om behandeling vraagt
  2. Bij 40% van de mannen met primaire infertiliteit is een spatader de oorzaak
  3. Bij 80% van de mannen met secundaire infertiliteit is een spatader de oorzaak
101
Q

Noem 2 redenen waarom een testisspatader geen progressieve ziekte te noemen

A
  1. In 80-85% van de volwassenen mannen met een spatader zijn er geen fertiliteitsproblemen
  2. In 30% van de mannen met een spatader verbeteren de condities niet na behandeling
102
Q

Noem 7 verklikkers van anabolen steroïden gebruik

A
  1. Laag FSH/LH, hoog testosteron
  2. Hypermasculine fysique
  3. Subfertiliteit
  4. Seksuele dysfunctie: minder libido, erectiele dysfunctie
  5. Verslavingsgedrag
  6. Impulsiviteit, aggressie
  7. Polyfarmacie, gebruik van drugs
103
Q

Waar is de behandeling van Klinefelter op gericht?

A

osteopenie/porose
hypogonadisme
counselling
gynaecomastie
metabool syndroom

104
Q

Waarvoor is testiculair volume een outcome measure?

A

Toekomstige fertiliteit
Testiculaire ontwikkeling

105
Q

Wat bepaal je aan de testis bij een echo van het scrotum?

A
  1. Parenchym
  2. Microcalcificaties
  3. Cysten
  4. Hypoechogene lesies
  5. Rete Testis
  6. Volume
106
Q

Wat bepaal je aan de epididymis bij een echo van het scrotum?

A

Diameter caput >11 mm
Aspect tubuli

107
Q

Wat voegt de vesicula seminalis toe aan het semen? Welke pH is het daar?

A

Fructose, prostaglandines
pH 8

108
Q

Wat voegt de prostaat toe aan het semen? Welke pH is het daar?

A

Zinc, PSA, acid fosfatase
pH 6.5

109
Q

Wat voegt de epididymis toe aan het semen?

A

L-carnitine, alpha-glucosidase

110
Q

Noem 4 verworven oorzaken van primair hypogonadisme

A
  1. Torsie
  2. Trauma
  3. Radiotherapie
  4. Infectie (bof)
111
Q

Noem 4 verworven oorzaken van secundair hypogonadisme

A
  1. Hyperprolactinemie
  2. Chronische ziekte
  3. Trauma
  4. Radiotherapie
112
Q

Noem 5 gevolgen van Klinefelter syndroom

A
  1. Focale spermatogenese
  2. Kiemcelverlies, Sertoli cel dysfunctie
  3. Hypogonadisme
  4. Kans op cardiovasculaire ziekte, metabool syndroom
  5. Neuropsychologische problemen
113
Q

Wat is het gevolg en fenotype van een AZFa microdeletie?

A

Azoöspermie

Fenotype: Sertoli cell only

114
Q

Wat is het gevolg en fenotype van een AZFb microdeletie?

A

NOA

Fenotype: mutatie arrest

115
Q

Wat is het gevolg en fenotype van een AZFc microdeletie?

A

(Milde) oligospermie, NOA

Fenotype: Hypospermatogenese, mutatie arrest, of sertoli cell only

116
Q

Wat is het gevolg en fenotype van een AZFb+c microdeletie?

A

NOA

Fenotype: hypospermatogenese, Sertoli cell only

117
Q

Wat is het verschil tussen een idiopathische en een unexplained mannelijke infertiliteit?

A

Idiopathisch: wel een slechte semen analyse

Unexplained: normale semen analyse

118
Q

Welke 6 aandoeningen komen vaker voor mij infertiele mannen?

A
  • Cardiovascular diseases (3x more often in MI)
  • Obesity (3x more often in MI)
  • Type 2 Diabetes Mellitus (4x more often in MI)
  • Bone loss (osteoporosis)
  • Testicular cancer (10x more often in MI)
  • Psychiatric illness such as depression and anxiety disorders.
119
Q

Bij hoeveel % van de mannen lukt het om semen in te vriezen?

A

84,1% (hoogste bij TGCT, laagste bij leukemie)

119
Q

Wat is het verschil tussen hypergonadotroop en hypogonadotroop hypogonadisme?

A

Hypergonadotroop: primair/testiculair
Hypogonadotroop: secundair/hypofysair

120
Q

Wat doe je bij stadium II of hoger TGCT?

A

Hoge dosis chemo (3x BEP)

121
Q

Wat doe je bij TGCT als lymkliermetastasen persisteren ondanks chemo?

A

Retroperitoneale lymfklierdissectie

122
Q

In welke 4 categorieën in een niet-ingedaalde testis onder te verdelen?

A
  1. Rectractiel (in rust in scrotum te brengen, schiet bij activiteit terug)
  2. Ectoop (het lieskanaal gepasseerd, maar buiten normale route terecht gekomen)
  3. Retent (indaling is gestopt)
  4. Ascensus of verworven niet-ingedaald (na geboorde ingedaald, maar stijgt tijdens groei)
123
Q

Noem 3 kenmerken van hypospadie

A
  • abn. ventrale ligging meatus
  • ventrale curvatuur penis (= kromstand)
  • ventraal niet gesloten voorhuid
124
Q

Waar kunnen palpabele, niet-ingedaalde testes liggen?

A

Liesregio, ectoop

125
Q

Waar kunnen niet-palpabele, niet-ingedaalde testes liggen?

A
  • In lieskanaal
  • Intra-abdominaal
  • Afwezig (vanished testis, agenesie)