Deel 1: Ancien Regime (H1) Flashcards

1
Q

privaatrecht

A

regelt de verhoudingen tussen mensen onderling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

publiekrecht

A

regelt de werking van de instellingen alsook de verhoudingen van de burger tot de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

feodale verhoudingen

A

verhoudingen waarbij leenheer en leenman zich aan elkaar verbinden in een hiërarchische verhouding, met wederzijdse rechten en plichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

weerstandsrecht = recht op opstand

A

recht van een leenman om de banden met een onrechtvaardige senior (leenheer) te verbreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

auxilium

A

hulp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

consilium

A

raad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

beneficia

A

gunsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

heerlijkheid

A

een min of meer omvangrijk gebied, gegroepeerd rond een ‘kasteel’, waarbij de kasteelheer allee heerlijke rechten bezat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

soeverein

A

de hoogste macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

regalia

A

koninklijke rechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

lex salica

A

het gewoonterecht van de Franken dat vanaf de 6de eeuw werd opgetekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

eigenrichting

A

recht in eigen handen nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

feodale leenhulde

A

de (hoofd)dader beloofde met het feodale ritueel plechtig trouw aan een of meerdere leden van de andere clan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zwaarddragen

A

de dader geef de benadeelde het zwaard waarmee hij vervolgens de heilige wet van de bloedwraak had moeten gedood worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

paisiers

A

arbitrage-instelling: rechters die families willen verzoenen in de context van vetes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

romanisten

A

juristen die het romeinse recht bestudeerden

17
Q

daadaansprakelijkheid

A

wie door een handeling schade veroorzaakte, moest daarvoor opdraaien, ook al droeg hij geen schuld voor wat gebeurd was

18
Q

schuldaansprakelijkheid

A

oog voor de persoonlijke schuld van de dader

19
Q

verbeteringsgedachte

A

de gedachte dat een straf de dader tot een beter inzicht moet laten komen

20
Q

ex-officio

A

omwille van het ambt

21
Q

veritas-procedure

A

op zoek gaan naar de waarheid, het nieuwe bewijsrecht

22
Q

unitaire procedure

A

procedure waarbij het onderzoek meteen voor en door de rechtbank zelf gevoerd werd, op de zitting.

23
Q

geheim onderzoek

A

de beklaagde neemt slechts na afloop van het onderzoek kennis van wat tegen hem wordt ingebracht

24
Q

universitas civium

A

een alles omvattend geheel van burgers

25
Q

legisten

A

universitair geschoolde juristen

26
Q

particularisme

A

De strijd van standen, steden en gewesten voor het behoud van hun privileges en tegen de politiek van uniformering en centralisatie van de koning of hertog.

27
Q

primus inter pares

A

eerste onder de gelijken

28
Q

curia in consilio

A

bepaalde de politiek, regeerde

29
Q

curia in parlamento

A

sprak recht

30
Q

curia in compotis

A

stond in voor het financiële beheer

31
Q

valsschelden van een vonnis

A

een klacht tegen een opzettelijk gewezen verkeerd vonnis

32
Q

rekenkamer

A

bevoegd voor de financiën en inkomsten van het rijk

33
Q

constitutionalisme

A

een kenmerk in een politiek systeem waarbij de hoogste gezagdrager bij het nemen van beslissingen op beperkende wijze gebonden is aan regels, vastgelegd in een wet of verdrag

34
Q

parlementarisme

A

de vorst raadpleegde het volk door de instelling van de standenvergaderingen

35
Q

interregnum

A

de fase tussen de overgang van de ene vorst naar de andere

36
Q

heerlijke rechten

A

1) ordehandhaving
2) belastingen innen
3) rechtspreken

37
Q

hofhouding

A

De hofhouding bestond in vroeger eeuwen niet alleen uit de huishouding van een vorst, maar vormde tevens het bestuurlijke en culturele centrum van een land en kon wel een paar duizend personen omvatten