De tien tijdvakken Flashcards
0
Q
De tijd van Grieken en Romeinen
A
3000 v. Chr. Tot 500 (na Chr.)
1
Q
De tijd van jagers en boeren
A
tot 3000 v. Chr.
2
Q
De tijd van monniken en ridders
A
500 - 1000
3
Q
De tijd van steden en staten
A
1000 - 1500
4
Q
De tijd van ontdekkers en hervormers
A
1500 - 1600
5
Q
De tijd van regenten en vorsten
A
1600 - 1700
6
Q
De tijd van pruiken en revoluties
A
1700 - 1800
7
Q
De tijd van burgers en stoommachines
A
1800 - 1900
8
Q
De tijd van wereldoorlogen
A
1900 - 1950
9
Q
De tijd van televisie en computer
A
1950 - heden