Aardrijkskunde Geologie Flashcards

0
Q

Zonnestelsel

A

Een zonnestelsel bestaat uit een zon met planeten die daar allemaal omheen draaien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

De aarde is een

A

Planeet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Heelal

A

Wordt ook wel ruimte genoemd. En daar is vooral veel leegte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zon

A

Is een Ster. En staat in het midden van een zonnestelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ster

A

Sterren zijn hemellichamen die licht uitstralen en daarmee planeten van een deel van hun energie voorzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Afstand tot de zon

A

Alle planeten draaien met grote cirkels om de Zon heen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Jaar

A

De tijd die een planeet nodig heeft om de cirkel rond de Zon te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dag

A

De tijd die een planeet nodig heeft om rond zijn eigen as te draaien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hemellichamen

A

Zijn onder andere: Manen, Dwergplaneten, Planetoïden, Kometen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Planetoïden

A

Dit zijn superkleine hemellichamen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kometen

A

Objecten van enkele kilometers doorsnede die bestaat uit gruis en ijs, gas en stof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

T-Tauri-ster

A

Zo wordt een hele jonge ster genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoofdreeksster

A

Zo wordt een volwassen ster genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rode Reus

A

Wanneer een ster zoals de zon geen waterstof meer heeft, zet de Ster enorm uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Witte dwerg

A

De Ster heeft dan nog een beetje materiaal voor kernfusie, maar te weinig om nog een erg grote ster te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Supernova

A

De ster is nu dood maar bij de explosie komt een enorme hoeveelheid energie vrij.
Zo’n sterexplosie noemen we zo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zwart gat

A

Het supernova vouwt zichzelf dan binnenstebuiten en wordt een soort van stofzuiger waar zelfs licht niet aan kan ontsnappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Endogene krachten

A

Krachten van binnen een planeet komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Exogene krachten

A

Krachten vanaf de buitenkant van de planeet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Namen Aarde

A

Plaatje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Aardkorst

A

Dat is een dunne schil van gesteente om heel de aarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Tektonische Platen

A

Een tektonische plaat of een schol is een stuk van de aardkorst.
De aarde bestaat uit zes Tektonische Platen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Continenten

A

Wordt ook wel werelddelen genoemd. Continenten liggen op platen die drijven op vloeibaar gesteente.

23
Q

Aardmantel

A

Zit onder de Aardkorst.

En bestaat merendeels uit vloeibaar gesteente

24
Q

Magma

A

Zo noemen we vloeibaar gesteente.

25
Q

Stromingen

A

Door het vloeibare magma ontstaan er Stromingen

26
Q

Kern

A

De Kern bestaat uit vast gesteente en is het midden van de Aarde. De Kern is in doorsnede 5000 km doorsnede.

27
Q

Leeftijd van de Aarde

A

Ongeveer: 4,5 Miljard jaar

28
Q

Ruimtepuin en Sterrestof

A

Wetenschappers denken dat de aarde ook gevormd is door dit.

29
Q

Waterdamp vloeibaar

A

Hieruit is de aardkorst ontstaan

30
Q

Geologische Tijdschalen

A

Een langer tijdlijn

31
Q

Holoceen

A

Waar wij in leven.

Ons tijdperk

32
Q

fossielen

A

Zijn afdrukken of versteende resten van levende wezens van vroeger.

33
Q

Aardbeving

A

Is een trilling onder de grond. Aardbevingen ontstaan door bewegende platen.

34
Q

Transforme

A

Als door elkaar heen wilt of langs elkaar gaan.

35
Q

divergente

A

Allebei de platen gaan een andere kant op.

36
Q

convergente

A

Allebei de platen willen naar de zelfde kant.

37
Q

Langs elkaar

A

Er komt wrijving en daardoor ontstaat een aardbeving

38
Q

Gebergtevorming

A

Door de botsing van 2 platen gaan de platen omhoog en zo komt een berg.

39
Q

Van elkaar weg bewegen

A

Ontstaat er een kloof uit de kloof komt magma dat magma koelt weer af en weg kloof.

40
Q

Schaal van Richter

A

De eenheid van de van een Aardbeving

41
Q

Seismograaf

A

Hiermee meet je hoe zwaar de Aardbeving is.

42
Q

Hypocentrum

A

De plek waar de Aardbeving ontstaat

43
Q

Epicentrum

A

Hier komt de Aardbeving naar boven.

44
Q

Horst

A

Als de korst omhoog geduwd wordt noemen we dat zo.

45
Q

Slenk

A

Als de korst omlaag is gezogen noemen we dat zo.

46
Q

Vulkanen

A

Zijn een soort van puistjes en soms worden ze uitgeknepen.

47
Q

Kegelvulkanen

A

Als er een plaat onder de ene duimt ontstaat er zo’n Vulkaan.

48
Q

Schildvulkaan

A

Waar platen uit elkaar bewegen ontstaat zo’n Vulkaan

49
Q

Hot Spots

A

Als een plaat hier overheen beweegt ontstaat er een hele rij met Vulkanen.

50
Q

Oceanische Eilanden

A

Eilanden die midden in de oceaan ontstaan zijn door een Vulkaan.

51
Q

Continentale Eilanden

A

Eilanden die ontstaan doordat de lagere delen van een continent overstroomd zijn.

52
Q

Lava

A

Als een vulkaan uitgebarsten is is het magma veranderd in dit

53
Q

Slapende Vulkaan

A

Een vulkaan die even geen magma meer krijgt.

54
Q

Dode Vulkaan

A

Die kan helemaal niet meer uitbarsten.