De Gezonde Cel Flashcards
Organel
Een subcompartiment binnen een eukaryote cel met
een specifieke functie (vaak omgeven door een membraan)
Uit welke filamenten bestaat het cytoskelet
Intermediare filamenten, microtubuli en actine filamenten
Wat is het cytoskelet
Netwerk van fibers en buisjes dat de cel stevigheid, vorm en beweeglijkheid geeft
Wat zijn de kenmerken van intermediaire filamenten
Zijn voor treksterkte, ze zijn het sterkste van alle filamenten, komt voor in cytosol en beide uiteinden zijn hetzelfde
Hoe zijn microtubuli opgebouwd
Ze bestaan uit holle buisjes opgebouwd uit dimeren van alpha- en beta-tubuline. De uiteinden zijn structureel verschillend. De ene kant is positief en de B-tubuline en de andere kant is negatief en de A-tubuline. De plusuiteinde is gebonden aan de tubuline dimeer GTP, dit zorgt voor opbouw. De minuiteinde is gebonden aan de tubuline dimer GDP, dit zorgt voor afbraak.
Kenmerken van actine filamenten
Komen vooral voor in cortex, bestaat uit polymeren van actine, hier is ook sprake van een plus- en een minkant. Aan de pluskant wordt ATP gebonden en daar vindt een toename van groei. Aan de minkant wordt ADP afgebroken en vindt er een afname van groei plaats.
Wat is treadmilling
Een fenomeen waargenomen in vele cellulaire cytoskelet filamenten , vooral in de actine filamenten en microtubuli . Het komt voor wanneer het ene uiteinde van een filament in lengte groeit terwijl het andere uiteinde krimpt, wat resulteert in een sectie van het filament die schijnbaar “beweegt” over een laag of het cytosol.
Is het bij fasecontrastmicroscopoe nodig om de cellen te fixeren
Nee dit is niet nodig
Wat kleuren Hematoxyline en Eosine
Hematoxyline kleurt zure groepen blauw en Eosine kleurt basische componenten rood
Hoe kunnen ‘slapende’ cellen van het immuunsysteem wakker gemaakt worden
Door een trigger, zoals een antigeen of activatiesignaal, waardoor ze weer aangezet worden tot het ontwikkelen van synthetiserende activiteiten
Meerkernige cellen ontstaan door celfusie…
Op die manier worden grote ‘units’ geschapen die efficiënter kunnen werken dan wel beter ‘synchroon’ kunnen worden gereguleerd. Denk bijvoorbeeld aan de centimeterslange skeletspiercellen.
Waar duidt kernloosheid op
Een teken van een hooggespecialiseerde, eenzijdige functie van de cel. Dit is het geval bij bloedplaatjes en erytrocyten.
Fluid Mosaic Model
De membraan is een flexibele structuur. Hieraan ligt het amfifiele karakter van fosfolipiden ten grondslag.
Dynamische structuur van de lipide dubbellaag
De lipiden kunnen lateraal en onder bepaalde omstandigheden - verticaal in de membranen bewegen. Hierdoor ontstaan er lokale verschillen in structuur en samenstelling (rafts)
Sfingolipiden
Dit bevatten celmembranen naast fosfolipiden. Het zijn amfifiele moleculen.
Amfifiele moleculen
Een hydrofiele kopgroep en een uit vetzuurbestaande, hydrofobe staart. Bestaat de kopgroep uit een keten van suikers, spreken we van glycolipiden
Kunnen grote moleculen door de membraanlipiden
Nee, ze vormen een barrière, voor grotere moleculen. Deze kunnen het membraan alleen passeren door kanaal- en transporteiwitten
Membraanvloeibaarheid
Het gemak waarmee lipiden kunnen bewegen
Hoe wordt secundair actief transport mogelijk gemaakt tegen de concentratiegradiënt in
Door symport (samen met een co-transport ion dezelfde richting op) en antiport (met behulp van een co-transport molecuul de tegengestelde richting op van dit molecuul)
Mutaties in cytoskeleteiwitten
Leiden tot abnormale vormen en grote problemen, zoals slechtere doorbloeding en anemie
Hypertonische oplossing
Water gaat de cel uit via de aquaporter
Hypotonische oplossing
Water gaat de cel in via de aquaporter
Isotonische oplossing
Er gaat evenveel water de cel in als de cel uit
autofagie of autofagolyse of autofagocytose
het opeten van ondeugdelijke intracellulaire structuren
waar wordt calcium opgeslagen
Endoplasmatisch reticulum en mitochondriën
Desmine
een spierspecifiek eiwit en een belangrijke subeenheid van het intermediaire filament in hart-, skelet- en gladde spieren.
lamellipodia
geassocieerd met bewegenlijkheid
stress fibers
geassocieerd met starheid
Fasecontrast-LM (lichtmicroscopie) berust op..
het bewerken van kleine faseveranderingen die ontstaan door kleine brekingsverschillen in het preparaat, zodat deze zich voordoen als variaties in licht of donker
Waarvoor worden weefsels en cellen gefixeerd
Zodat de structuur behouden blijft tijdens de daaropvolgende behandelingen
Hoe verloopt HE-kleuring
Weefsel/biopt wordt gefixeerd in formaline (legt chemische processen stil,
waardoor celverval wordt voorkomen)
● De cel wordt gedehydreerd
● Xyleen wordt gebruikt om het alcohol met paraffine te laten mengen
● De cel wordt ingebed in paraffine (kaarsvet), waardoor een hard blokje ontstaat
waaruit dunne plakjes (4μ) gemaakt kunnen worden
5
● Deparaffineren (met behulp van xyleen)
● Rehydreren
● HE-kleuring wordt gebruikt op de cellen; hematoxyline kleurt de kern; eosine kleurt
het cytoplasma
Confocale-laser-scanning-microscopie (CLMS)
Er ontstaat een serie digitale ‘optische coupes’ die tezamen een 3D wereld geven. Het is een vorm van lichtmicroscopie omdat er met laserlicht gewerkt wordt
PAS-Kleuring
toont glycogeen aan
Elektronenmicroscoop
Geschikt voor kleine structuren. Hiervoor moet een preparaat gefixeerd worden en in hele dunnen plakjes gesneden worden. De verschillende vormen zijn: TEM, IEM en SEM
Transmissie-elektronenmicroscopie (TEM)
Hiermee kan de interne structuur van cellen met een hoge resolutie zichtbaar gemaakt worden. Het oplossende vermogen is 0,1 nm. De lens bestaat uit koperdraad gewikkeld rondom een weekijzeren kern. De beeldvorming komt tot stand door verstrooiing van elektronen uit de bundel door de contrastmiddelen, zoals lood- en uranyl ionen, die aanwezig zijn in de coupe na aanhechting aan de biologische structuren. Deze plekken worden als donker weergegeven.
Immuno-elektronenmicroscopie (IEM)
maakt gebruik van de koppeling van goudbolletjes aan verschillende antilichamen. Goud wordt gebruikt omdat goud een zwaar metaal is dat goed zichtbaar wordt in de EM. Goudbolletjes laten elektronen slecht door en zorgen voor een zeer donker signaal in EM opnamen.
Scanning-elektronenmicroscopie (SEM)
Maakt de oppervlakte van weefsels zichtbaar.
In een scanning-EM wordt het preparaat oppervlak door een scannende elektronenbundel punt voor punt en lijn voor lijn afgetast. Elektronen worden hierdoor losgeweekt en door een positief geladen detector aangetrokken en als signaal doorgegeven.
Vorm en Inhoud bij de interpretatie van microscopische beelden zijn afhankelijk van..
Grootte van het object ten opzichte van de dikte van de coupe en verloop van de coupe ten opzichte van de vorm van het object.
Wat houd de celtheorie in?
Alle levenden organismen bestaan uit een of meer cellen, de cel is de kleinste bouwsteen die de structuur van een organisme bepaald en de cellen ontstaan uit reeds bestaande cellen
Endotheelcel van bloedvaten
Ze zijn eenlagig en hebben een plat epitheel. Onder deze laag zit glad spierweefsel
Endotheelcellen van de dunnen darm
Hebben cilindrische (hoog prismatische) cellen. Dit type cel heeft vaak de taak in de opnamen en verwerking van de voedingsstoffen. Onder deze laag zit celrijk bindweefsel.
Slijmbekercel
een epitheelcel, meer specifiek een klierepitheel cel
Vertakte cel
Zorgen voor de vorming van hechte banden. (Bijvoorbeeld een hartspiercel).
Desmosomen
De sterkste ankers in de cel
Cellen met Uitlopers
De uitlopers zorgen voor contact tussen cellen. Dit is nodig voor bijvoorbeeld de overdracht van signalen
Cellen met veel/weinig cytoplasma
Veel cytoplasma: druk bezig met de processen die plaatsvinden in het cytoplasma
Weinig cytoplasma: alle processen, ook de RNA-synthese (transcriptie) in de kern op een laag pitje staan
Nucleolus
Kernlichaampjes, hierin zit rRNA dat naar de ribosomen gaan voor translatie. Door translatie in de ribosomen kunnen vervolgens eiwitten worden gemaakt
Wat is cytosol
Intracellulaire vloeistof, is de grondvloeistof van een levende cel. In het cytosol bevinden zich de eiwitten, ionen en organische moleculen die nodig zijn voor de structuur en fysiologie van de cel. Bij veel cytosol in de cel, is de cel actief. Bij weinig is de cel inactief
Binucleaire cellen
Cellen met dubbele kern
Wat is de functie van membraanlipiden
Het vormen van een barrière, het beïnvloeden van de membraaneigenschappen en het vormen van herkenningssignalen
Glycolipide
cholera toxine, ABO-bloedgroep
Fosfatidylserine
Aan de binnenkant. Fagocytose (naar cytosol gerichte koppen)
Koolhydraatketens
Aan de buitenkant van het celmembraan. Zorgen voor bescherming, bindingen en celherkenning
Glycolipide
Gebonden aan de kop van een fosfolipide
Glycoproteïne
gebonden aan een eiwit
Welke verschillende transporters zijn er
Integraal membraaneiwit: diep in de dubbellaag
Perifeer membraaneiwit: gebonden aan membraan vetten en integraal membraaneiwitten. Transmembraaneiwit: diep in de dubbellaag en gaan vaker door de laag heen.
Wat doen membraaneiwitten
Ontvangen, vertalen, versterken en integreren signalen zodat cellen adequaat kunnen reageren op veranderingen in hun omgeving. Ze zorgen voor de dynamische celmorfologie doordat deze het cytoskelet verankeren aan de celmembraan en de cel aan de extracellulaire matrix.
Integrines
De membraaneiwitten die bij de verankering van de acgtine aan de extracellulaire matrix betrokken zijn
Endoplasmatisch reticulum (ER)
Het transportsysteem
van de cel. ER is een netwerk van interconnected buizen
die proteïnen en lipiden naar organellen en naar de celmembraan brengt. Glad ER bevat enzymen die speciale taken verrichten, zoals lipide synthese.
Glad ER heeft bepaalde enzymen die nodig zijn voor speciale taken
Ruw endoplasmatisch reticulum (RER):
Aan de oppervlakte van dit ER zitten ribosomen, zodat de eiwitten die ze maken direct aan het ER afgegeven kunnen worden voor transport. Het ruwe komt dan ook van de ribosomen. Ribosomen maken eiwitten die de cel nodig heeft om te overleven en te groeien. Er worden eiwitten en lipiden geproduceerd. Een goed ontwikkeld RER wijst op een hoge eiwit productie en secretie activiteit.
Herkennen Glycogeen en Ribosomen
Glycogeen: druiventrosje
Ribosomen: kralenketting
Wat zijn de kenmerken en functies van glad ER
Kenmerken: Glycogeen ligt vaak dichtbij het glad ER en kleinere blaasjes dan Golgi en ruw ER
Functies: Vetsynthese, Calcium opslag en Detoxificatie
wat zijn de functies van RER
Eiwitsynthese door middel van ribosomen, Opslag van calcium, Vetsynthese en Detoxificatie
Wat zijn de kenmerken en functies van een nucleus
Kenmerken: kernporiën, heterochromatine donker en euchromatine lichter en dubbelmembraan met ribosomen aan de buitenkant
Functies: Transcriptie en aanmaak van ribosomen (nucleolus)
Golgi apparaat
een serie van membranen die enzymen bevatten die eiwitten en lipiden modificeren, sorteren en verpakken. Het golgi apparaat ontvangt de eiwitten en lipiden van het ER.
Kenmerken golgi apparaat
Groter dan glad ER, sorteersysteem (eiwitten gaan in blaasjes naar het Golgi. Het Golgi stuurt ze de goede kant op, dit zorgt voor een gereguleerde secretie na stimulus) en versuikering van eiwitten
Lysosomen
kleine zakjes in de cel met veel enzymen. De enzymen breken oude moleculen, DNA eiwitten of lipiden, af in kleine stukjes. Deze stukjes kunnen opnieuw worden gebruikt voor het maken van nieuwe moleculen. Het zijn de afvalverwerkers van de cel.
Lysosomale stapelingsziektes
Lysosomen worden ontzettend groot en het afval kan niet meer worden opgeruimd.
Mitochondria
energiefabriekjes van de cel. Energie wordt gemaakt door het afbreken van glucose. De mitochondria maken ATP door oxidatieve fosforylering en stoten CO2 uit. De binnenste membranen van een mitochondrium heten cristae.
Wat zijn de kenmerkende functies van een mitochondrium
Regulatie van apoptose, Ca2+ huishouding en ATP-productie
Cytoplasma
Alles binnen het celmembraan, uitgezonderd de kern. Het bevat alle organellen en een gel-achtige vloeistof dat de organellen support: cytosol.
Vormen van endocytose
Fagocytose: opname van grotere deeltjes en afbraak ervan
Pinocytose: vloeistof wordt in de cel opgenomen en afgebroken. Kleine blaasjes
vormen samen lysosoom
Exocytose
Iets naar buiten afstaan
Vroeg endosoom
Nog maar net opgenomen, is in de cel opgenomen (dus endo). Dit wordt een lysosoom.
Fagosomen/fagolysosomen:
Blaasjes met bacteriën die zijn gefagocyteerd.
Welke vormen van secretie zijn er
Constitutieve secretie: de cel scheidt continu een beetje uit.
Gereguleerde secretie: de cel scheidt in één keer veel uit na een stimulus.
Peroxisomen
Zijn veelvuldig aanwezig in lever- en niercellen