Day 6 Flashcards
1
Q
I had the clear impression
A
ik kreeg duidelijk de indruk
2
Q
suppress
A
onderdrukken
3
Q
true feelings
A
echte gevoelens
4
Q
mood
A
stemming, humeur
5
Q
spirit
A
geest, karakter
6
Q
tender
A
teder, gevoelig
7
Q
i’m mad about you
A
ik ben gek op je
8
Q
to fancy
A
leuk vinden, zin hebben in
9
Q
madly in love
A
waanzinnig verliefd
10
Q
sex appeal
A
aantrekkingskracht
11
Q
contempt
A
minachting, verachting
12
Q
prejudice against
A
vooroordeel tegen
13
Q
envious
A
jaloers, afgunstig
14
Q
keen
A
vurig, enthousiast
15
Q
eager
A
gretig, (hevig) verlangend
16
Q
unwilling
A
niet bereid, onwillig
17
Q
anxious
A
bezorg, ongerust
18
Q
overcame his fear
A
overwon zijn angst