Day 2 Flashcards
1
Q
birth parent
A
biologische vader/ moeder
2
Q
delivered safely (baby)
A
zonder complicaties geboren
3
Q
birth rate
A
geboorte cijfer
4
Q
childhood
A
jeugd, kinderjaren
5
Q
in his youth
A
in zijn jongere jaren
6
Q
grow out of
A
uit … groeien
7
Q
grown-up
A
volwassen; volwassene
8
Q
at your age
A
op jouw leefijd
9
Q
X years of age
A
is X jaar
10
Q
middle-aged
A
van middelbare leeftijd
11
Q
old age
A
hoge leeftijd, ouderdom
12
Q
dying of/ died from
A
sterven van/ stierf als gevolg van
13
Q
a personal loss
A
een persoonlijk verlies
14
Q
the cause of death
A
de doodsoorzaak
15
Q
died of a natural death
A
gestorven aan natuurlijke dood