D. Nouns 601-800 Flashcards
1
Q
el esfuerzo
A
de moeite, de onderneming
2
Q
el maestro
A
de meester, de leraar
3
Q
la enfermedad
A
de ziekte
4
Q
el teatro
A
het theater, het drama
5
Q
el estilo
A
de stijl
6
Q
la cama
A
het bed
7
Q
la salud
A
de gezondheid
8
Q
la presencia
A
de aanwezigheid
9
Q
la communicación
A
de communicatie
10
Q
el cielo
A
de hemel
11
Q
la control
A
de controle
12
Q
la niña
A
het kind, de dochter
13
Q
el mal
A
het kwaad
14
Q
la norte
A
het noorden
15
Q
la carta
A
de kaart
16
Q
el plan
A
het plan
17
Q
el colegio
A
de school, het college
18
Q
la policía
A
de politie
19
Q
la figura
A
het figuur
20
Q
la capacidad
A
de capaciteit
21
Q
la compaña
A
het gezelschap
22
Q
el fuente
A
de bron, de fontein
23
Q
el tamaño
A
de grootte, de dimensie
24
Q
la materia
A
het materiaal
25
el doctor
de dokter
26
la dirección
de richting, het adres
27
la prueba
het bewijs, de test
28
el cuarto
de kamer
29
el objetivo
het object
30
el julio
Juli
31
la imprtancia
de belangrijkheid
32
la sur
het zuiden
33
el asunto
de zaak, de kwestie, de affaire
34
la medida
de maatregel
35
a medida de
aangepast aan
36
la energía
de energie, de kracht
37
el impuestos
de belasting
38
la posición
de positie
39
el piel
de huid, het vel
40
la alma
de ziel
41
el acto
de actie
42
la década
het decennium
43
la mamá
de moeder
44
el dólar
de dollar
45
el origin
de oorsprong, de oorzaak
46
el período
de periode, de tijd
47
el negocia
de transactie, de handel
48
el material
het materiaal
49
el médico
de dokter
50
el domingo
de zaterdag
51
el institución
de institutie
52
el modelo
het model, het patroon
53
el rey
de koning
54
el éxito
het succes
55
la naturaleza
het karakter, de natuur
56
el conjunto
de groep, de set
57
el dedo
de vinger, de teen
58
el futuro
de toekomst
59
el título
de titel
60
el suerte
het geluk
61
el pensamiento
de gedachte, het denken
62
la ventana
het raam
63
el jefe
de baas, de leider
64
el chíco
de jongen
65
la banco
de bank, het bankje
66
el ambiente
de omgeving, de sfeer
67
el novela
het verhaal, het boek
68
el ciencia
de wetenschap, de kennis
69
la flor
de bloem
70
la structura
de structuur
71
la pena
de moeite
72
valer la pena
het waard zijn
73
el red
het netwerk
74
la pieza
het stuk
75
el golpe
de klap, de tegenslag
76
la economía
de economie, de zuinigheid
77
el árbol
de boom
78
la literatura
de literatuur
79
el texto
de tekst
80
el elección
de verkiezing, de keuze
81
la fecha
de dag
82
el extranjero
de buitenlander
83
la planta
de plant
84
el entrada
de ingang
85
la hija
de dochter
86
el recuerdo
het geheugen
87
la conscuencia
het gevolg
88
El piedra
de steen, de rots
89
la pierna
het been
90
el pared
de binnenmuur
91
el motivo
het motief
92
el deseo
de behoefte, de wens
93
la ropa
de kleding, de kleren
94
el abuela
de oma
95
la ayuda
de hulp
96
el construcción
de constructie
97
el estudiante
de student
98
la fiesta
het feest
99
la lucha
het gevecht, de strijd
100
el metro
de meter, de metro
