A. Preposition, all 28 Flashcards
1
Q
de
A
van, vanaf
2
Q
en
A
in, op
3
Q
a
A
naar, bij
4
Q
con
A
met
5
Q
por
A
bij, voor, door
6
Q
para
A
voor, naar om te
7
Q
sin
A
zonder
8
Q
hasta
A
tot
9
Q
sobre
A
bovenop, over
10
Q
entre
A
tussen, in het midden van
11
Q
desde
A
vanaf, sinds
12
Q
durante
A
gedurende
13
Q
hacia
A
voorwaarts
14
Q
contra
A
tegen
15
Q
ante
A
voor, in het gezelschap van
16
Q
bajo
A
onder, eronder
17
Q
según
A
volgens
18
Q
a través de
A
door, aan de overkant, tegenover
19
Q
tras
A
erna, erachter
20
Q
a pesar de
A
in tegenstelling tot
21
Q
mediante
A
door middel van
22
Q
con respecto a
A
betreffende
23
Q
acerca
A
over, met betrekking tot
24
Q
en torno a
A
in de omgeving van
25
Q
debajo
A
eronder
26
Q
salvo
A
met uitzondering van
27
Q
conforme
A
in overeenstemming met
28
Q
excepto
A
met uitzondering van