B. Verbs 126-174 Present Tense Flashcards
yo conozco
ik ken (iemand, locatie)
tu conoces
jij kent (iemand, locatie)
el/ella conoce
hij/zij kent (iemand, locatie)
nosotros conocemos
wij kennen (iemand, locatie)
vosotros conocéis
jullie kennen (iemand, locatie)
ellos/ellas conocen
zij kennen (iemand, locatie)
yo tomo
ik neem, drink
tu tomas
jij neemt, drinkt
el/ella toma
hij/zij neemt, drinkt
nosotros tomamos
wij nemen, drinken
vosotros tomáis
jullie nemen, drinken
ellos/ellas toman
zij nemen, drinken
yo siento
ik voel
tu sientos
jij voelt
el/ella siente
hij/zij voelt
nosotros sentimos
wij voelen
vosotros sentís
jullie voelen
ellos/ellas sienten
zij voelen
yo trato
ik probeer
tu tratas
jij probeert
el/ella trata
hij/zij probeert
nosotros tratamos
wij proberen
vosotros tratáis
jullie proberen
ellos/ellas tratan
zij proberen