CSI Q8 Flashcards

1
Q

Bij een (1; hyper/hypo) glycemie worden ketonzuren verbrand, wat kan leiden tot (2; acidose/alkalose). Dit is passend bij DM type (3; één/twee)

A

1= hyper
2= keto acidose
3- DM type 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een normale glucose waarde ligt tussen (1). Streefwaarde bij patienten met diabetes zonder andere problemen is (2)

A

1= 3.5 en 7.0 mmol/L
2= 8.0 mmol/L

  • normaal nuchter is onder <5.6 - 7
  • normaal niet nuchter is onder <7.8 -11.1
  • er tussenin is gestoorde glucoseregulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het medicament dat gebruikt wordt bij DM2 dat de gluconeogenese onderdrukt, zorgt ervoor dat cellen gevoeliger worden voor insuline is (1)

Het medicament dat gebruikt wordt bij DM2 die insuline afgifte in de pancreas stimuleert is (2)

A

1= metformine
2= SU derivaten

  • bekende SU derivaten zijn glimepiride, gliclazide entolbutamine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer er sprake is van hyperglycemische ontregeling, zonder de vorming van ketonen, noemen we het (1). Hierbij treedt voornamelijk (2; symptoom) op wat kan leiden tot een bewustzijnstoornis.

A

1= hyperglycemische hyperosmoloaire ontregeling
2= ernstige dehydratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Als microcirculatoire complicaties kan o.a. retinopathie ontstaan. Welke twee typen zijn er ?

A
  • exsudatieve retinopathie (exsudaten)
  • proliferatieve retinopathie (glasvocht bloedingen)

*proliferatief is ernstiger
*op de foto exsudatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Exsudatieve retinopathie wordt meestal op deze manier behandeld (1)
Proliferatieve retinopathie wordt meestal op deze manier behandeld (2)

A

1= expectatief (bloedglucose regulatie)
2= laser,oculaire toediening van angiogenese remmers of vitrectomie

  • vitrectomie = glasvocht chirurgie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke twee klassen glucoseverlagende middelen dragen bij aan de reductie van caridovasculair lijden?

A
  • GLP1-analogen
  • SGLT2-remmers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk diabetes medicament is voornamelijk geassocieerd met hypoglycemieen? (1)

Welk medicament leidt tot een verlaging van het visceraal vetweefsel, en een toename van het subcutaan vertweefsel? (2)

Welke medicatie zijn darmhormonen die zorgen voor versterkte insuline secretie bij nemen van orale glucose (3)

A

1= SU derivaten (sulfonyl-ureum)
2= thiazolidine ionen
3= incretine (DDP4 remmers en GLP1 analogen)

  • thiazolidine ionen zijn bijvoorbeeld: pioglitazone en rosiglitazone
  • deze werken vooral goed bij patienten met fatty liver disease
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk medicament is geassocieerd met verhoogde glucose waarde in de urine (1). Dit is naast daling van HBA1C ook nuttig voor daling van (2)

A

1= SGLT2 remmers (Gilflozinen)
2= bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het standaard stappenplan bij behandeling van diabetes type 2?

A
  1. leeftsijlinterventies
  2. metformine
  3. toevoegen SU derivaten (of DDP4 remmers/GLP agonist)
  4. insuline therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De resorptie van langzaam werkende insuline is vertraagd en berust op binding van kristallen aan insuline. Dit kan door middel van deze twee stoffen (2)

A

1= zink
2= NPH (glargine/detamir)

  • allebei hebben voor en nadelen
  • zink insuline kan niet met een injectie pen
  • NPH insuline heeft een intra-individuele variatie van 30-50%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Je hebt overgewicht vanaf BMI (1)
Je hebt obesitas vanaf BMI (2)

A

1= 25
2= 30

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke medicamenten laten veelbelovende resultaten zien in gewichtsreductie?

A
  • Saxenda
  • Mysimba
  • Tirzetabine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke orde van bacterien vormt de grootste in ons microbioom? (1)

Welke orde van bacterien komen minder vaak voor maar bestaan voor een groot deel uit schadelijke bacterien? (2)

A

1= Firmicutes
2= proteobacterien

  • bacteriotedes is de een na grootste groep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dit type dieet leidt over het algemeen tot een betere samenstelling van het microbioom (1), terwijl dit type dieet juist tot een slechtere samenstelling leidt (2)

A

1= gevarieerd
2= eenzijdig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Faeces transplantatie kan momenteel gebruikt worden voor behandeling van overwoekering van welke bacterie?

A

Clostridium deficile

  • deze is therapie resistent en met faeces transplantatie ruil je het hele microbioom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke combinatie van medicatie lijkt een sterk negatief effect te hebben op het microbioom? (1)

Een eindpunt in onderzoek dat vaak als uitkomstmaat wordt genomen heet ook wel (2)

A

1= Metformine en PPI’s
2= surrogate eindpunt

  • HBA1C en bloeddruk zijn bjiv (zachte) surrogate eindpunten
  • daartegenover staan harde eveidence punten, zoals overlijden of cardiovasculaire events
  • metformine is evidence based
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

In klinische trials wordt vaak onderscheid gemaakt tussen harde en zachte (surrogaat markers) eindpunten. Wat is een voorbeeld van een zacht eindpunt?

A

HBA1c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De algemene werking van metformine berust op het remmen van (1; proces), door dit specifieke enzym te stimuleren (2) in de lever

A

1= gluconeogenese
2= AMPK

  • metformine dus in de lever, en niet de alvleesklier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De meest typische bijwerking van metformine is (1)
Een niet veel voorkomende bijwerking, maar wel één die heel dreigend is, is (2)

A

1= gastro intestinaal (vooral diaree)
2= lactaatacidose bij nierinsufficientie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welk diabetes medicament werkt in de lever (1)
Welk diabetes medicament werkt in de nier (2)
Welk diabetes medicament werkt in de alvleesklier (3)

A

1= metformine
2= SGLT2 remmer
3= SU derivaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

In de farmacotherapie maken we gebruik van zowel mechanism based geneeskunde als evidence based geneeskunde.

Metformine is het best te classificeren als (1)
Een GLP1-analoog als semaglutide is het best te classificeren als (2)
SGLT2 remmers zijn het beste te classificeren als (3)

A

1= Voornamelijk evidence based
2= zowel evidence (en ook mechanism?)
3= Voornamelijk evidence based (en beetje mechanism?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Dat metformine bij sommige mensen heel goed werkt, en bij anderen niet, heeft vermoedelijk met dit intrinsieke gegeven te maken (1)

Opvallend aan onderzoek naar glycemische controle is, dat het blijkbaar een lage associatie heeft met (2; complicatie)

A

1= aantal metformine specieke transporters (genetisch bepaald)
2= cardiovasculair risico

  • in een oude UKPDS studie stond dat metformine i.t.t. met SU derivaten wel de kans verkleint op cardiovasculaire events
  • hier zijn ze nu dus terughoudend in, en is twijfel of dit echt klopt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Het is onduidelijk in hoeverre metformine nou een effect heeft op cardiovasculair events, maar deze associatie lijkt minder sterk dan aanvankelijk gedacht. De medicamenten die dit wel goed doen zijn (1)

A

1= SGLT2 remmers en GLP1 analogen

  • ook werken ze goed op gewichtsverlies (beter dan gecombineerde levensstijl)
  • SGLT nog meer hartproblemen
  • GLP nog meer gewichtsverlies
  • SGLT2 remmers zijn de standaard, GLP het alternatief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Er is een verschil in richtlijnen bij patienten met DM type 2 met een hoog en zonder hoog caridovasculair risico.

Zonder hoog risico is dit stap 1 (1)
Met hoog risico is dit stap 1 (2)
Onder patienten met hoog risico horen deze catergorieen (3)

A

1= metformine
2= SGLT2 remmer
3= hartfalen, nierfalen, eerder doorgemaakte HVZ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke drie typen kwaliteitsindicatoren in de zorg zijn er?

A
  • structuurindicator
  • procesindicator
  • uitkomstindicator
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Er zijn drie indicatoren om kwaliteit van zorg te meten.

Welke is geassocieerd met de uitkomsten van de het zorgproces? (1)
Welke is geassocieerd met de beschikbaarheid van de zorgverleners? (2)
Welke is geassocieerd met het uitvoeren van richtlijnen en handelingen? (3)

A

1= uitkomstindicator
2= structuurindicator
3= procesindicator

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Uitkomst indicatoren kunnen onder verdeeld worden in twee groepen: klinische indicatoren en patient gerapporteerde uitkomstindicatoren.

Waar vallen de klinische indicatoren verder in uiteen?

A
  • generieke klinische indicatoren
  • specifieke klinische indicatoren

*generiek is bijvoorbeeld sterftecijfers, heropnames en complicaties
*specifiek is bijvoorbeeld HbA1C, bloeddruk, VO2max

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

We spreken van Patient Reported Outcome Measures (PROM) en Patient Reported Experience Measures (PREM). Hoe verschillen beide?

A

PROM: gaat om een uitkomst maat die subjectief is en via een vragenlijst wordt geobjectiveerd (Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven)

PREM: gaat om de ervaring van de patient met het middel (Patiënttevredenheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoeveel zijn de kosten van een diabetes patient per jaar? (1). De grootste kosten in diabetes zitten op dit vlak (2)

A

1= 1800 euro
2= productieverlies

  • mensen met ernstige diabetes kunnen niet altijd fulltime werken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn de drie relevante plichten die horen bij de zorgverzekeringswet?

A
  • verzekeringsplicht (verplicht je te verzekeren)
  • acceptatieplicht (verplicht geaccepteerd te worden door verzekeraar)
  • zorgplicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Via welke twee wetten draagt de werkgever loonheffing af?

A
  • Wet langdurige zorg
  • Zorgverzekeringswet
33
Q

Via rijksbijdrage wordt een bijdrage geleverd door de overheid aan het zorgverzekeringsfonds. Waar is dit specifiek voor bedoeld? (1)

Als een zorgverzekering een hoog aantal zeer zieke patienten heeft, zal deze bijdrage (2; hoger/lager) zijn

A

1= zorgverzerkering voor kinderen onder 18 jaar
2= hoger

  • bij een groep hele gezonde patienten moet een zorgverzekeraar soms zelf geld er in stoppen
  • dit is op basis van een gemiddeld risicoprofiel dat is afgestemd op leeftijd, aandoeningen en inkomen
34
Q

Er zijn drie grote wetten in Nederland die de zorg regelen:
- Zorgverzekeringswet
- Wet langdurige zorg
- Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) en jeugdwet.

Welke omvat langdurende GGZ? (1)
Welke omvat medische hulpmiddelen? (2)
Welke omvat de eerstelijnszorg? (3)

A

1= WLZ
2= WMO/jeugdwet
3= ZVW

  • de WMO wordt tot 18 jaar geregeld via de jeugdwet, daarna is het apart
35
Q

Elke zorgwet heeft zijn eigen zorginkopers die geld krijgen om te verdelen over de zorgaanbieders.

  • Zorgverzekeraars
  • Zorgkantoren
  • Gemeeten

De zorg geleverd via de WLZ wordt geregeld door (1)
De zorg geleverd via de jeugdwet wordt geregeld door (2)

A

1= zorgkantoren
2= gemeenten

36
Q

De zorgverzekeraar betaalt de zorgaanbieders naarmate de tijd vordert exponentieel meer. Wat is hier het gevaar van?

A

Zorgaanbieders zorden gestimuleerd om langer door te behandelen, en precies te stoppen op het moment dat ze opeens meer betaald hebben gekregen.

  • aan de andere kant heb je betaling per opname van patient, dit zou een zorgaanbieder juist kunnen prikkelen om onder te behandelen
37
Q

Wat is het doel van triple aim zorg? (1)
Wat is het doel bij waardegedreven (value) zorg? (2)

A

1= Er wordt voornamelijk gekeken naar populatie niveau
2= Er wordt gekeken naar het zo doelmatig mogelijk beanderen van patientenzorg

  • bij triple aim wordt ook heel erg preventie meegenomen
38
Q

Value-based health care is in opkomst. Value wordt daarbij gedefinieerd als (1)
Competitie past meer bij (2; value/triple aim)
Samenwerking past meer bij (3; value/triple ai,)

A

1= de verhouding tussen de uitkomsten die er voor een patiënt toe doen en de totale kosten van de behandeling.
2= value
3= triple aim

39
Q

Bij extramurale en intramurale dure nieuwe geneesmiddelen is eerst advies nodig aan de overheid door welk orgaan ? (1)

Er wordt onder gekeken naar kosteneffectiviteit, dit gebeurt via welke lijst? (2)

A

1= Zorg Instituut Nederland
2= QALY

  • specifiek het adviescomissie pakket
  • volgens dde Qaly mag deze maximaal 80000 euro zijn bij 0.71-1 ziektelast, bij minder ziektelast lager
  • ondanks soms negatieve adviezen van APC zijn bijna alle geneesmiddelen tot nu toe toegelaten, het heeft tot nu toe maar 0.25 miljard bespaard
40
Q

Wat wordt doorgaans niet meegenomen bij het bepalen van een QALY-waarde voor een ziektebeeld?

  1. Fysieke klachten
  2. Mentale klachten
  3. Verlies in productiviteit
  4. Vroegtijdige sterfte
A

1= wel
2= wel
3= niet
4= wel

41
Q

Stel dat gebruik van deze continue glucosesensor de kwaliteit van leven zou verbeteren, maar verder geen effect (niet positief, niet negatief) zou hebben. Hoe hoog zouden de kosten dan theoretisch mogen zijn om volgens het Zorginstituut Nederland voor vergoeding in aanmerking te kunnen komen? (1)

A

1= € 80.000 per gewonnen jaar in volledige gezondheid

42
Q

We spreken van incramentale innovatie en van radicale innovatie.

Wat hoort bij het enigszins verbeteren van een al bestaand product ? (1)
Wat hoort bij het tot stand brengen van een volledig nieuw product? (2)

A

1= incrementale innovatie
2= radicale innovatie

  • in de zorg is er bijna uitsluitend incrementele innovatie
43
Q

Hoe heet de directe toepassing van mobiele apps voor het verbeteren van de gezondheid?

A

M-health

44
Q

Een diabetesbehandelteam vraagt zich af of de zelfzorg verbetert bij mensen met diabetes vanwege hun angst om COVID-19 te krijgen. Zij stuurt daartoe alle patiënten die bij hen onder behandeling zijn een vragenlijst.
Welke vragenlijst is geschikt om deze vraag te kunnen beantwoorden?

A

Patiënt activatie Meetinstrument (PAM)

  • De PAM meet de mate van activatie en betrokkenheid van patiënten bij hun eigen zorg en geeft inzicht in hoe goed zij hun eigen gezondheid managen.
  • PAID is voor de emotionele stress en psychologische last bij diabetes in kaart te brengen
45
Q

Welke vragenlijst gebruik je om de emotionele stress en psychologische last bij diabetes in kaart te brengen?

A

PAID

  • Problem Areas in Diabetes (PAID)
  • ook relaties en problemen in het volgen van voorgeschrveen schema’s
46
Q

Een 42-jarige patiënt gebruikt Gliclazide (een sulfonyl-ureumpreparaat), Metformine en Sildagliltin (een dpp4-remmer). Hij wordt met spoed bezocht door de huisarts in
verband met een hypoglycemie. Die hypoglycemie komt vooral door de…

A

Gliclazide (een sulfonyl-ureumpreparaat)

  • SU derivaten zijn berucht voor hypoglycemieen
47
Q

Wat is, volgens de PROM-cyclus, de juiste volgorde van stappen bij de implementatie van een nieuwe PROM?

A

Doelbepaling, Selectie PROs (domeinen) en PROMs, Definiëren en testen indicator, Gebruik en Evaluatie

48
Q

Bij wat voor een soort indicatie horen wachttijden? (1)
Bij wat voor een soort indicatie horen hoe vaak patiënten met diabetes op het spreekuur komen (2)

A

1= procesmaat
2= procesmaat

49
Q

Wat is het voor/nadeel van een procesindicator? (1)
Wat is het voor/nadeel van een structuurindicator (2)

A

1= Biedt ruimte om bij individuele patiënten af te wijken van het gestandaardiseerd proces , en geeft direct aanknopingspiunten voor verbetering maar onduidelijk hoeveel het zegt over kwaliteit en patientgerichtheid van de zorg

2= Makkelijk te meten maar zeggen niet direct iets over gezondheid patient en uitvoering praktijk

50
Q

De afgelopen jaren zijn er diverse artikelen verschenen die stellen dat de betaalbaarheid van zorg onder druk staat.
Welk probleem omtrent betaalbaarheid van zorg is erg belangrijk?

A

Verdringen investeringen in onderwijs, defensie en veiligheid.

51
Q

Waarom is er sprake van collectieve financiering van zorg in Nederland? (1)

Het grootste deel van de zorg wordt betaald via (2) .

A

1= De kosten voor dure behandelingen zijn niet individueel op te brengen
2= werkgeverspremies

52
Q

Bij welk type bekostigingssysteem (payment method) hebben ziekenhuizen de meeste prikkels tot onderbehandeling?

A

Budget (vaste bekostiging per jaar)

  • volgens TT
  • onduidelijk waarom
53
Q

Wat is het verschil tussen een gewone Diagnose-Behandel-combinatie (DBC) en een keten-DBC voor diabetes? (1)

Wat is het belangrijkste voordeel van een keten-DBC ten opzichte van een gewone Diagnose-Behandel-combinatie (DBC)? (2)

A

1= bekostigt ook zorg buiten het ziekenhuis (niet alleen binnen één instelling)
2= Geeft prikkels om de zorg beter af te stemmen tussen verschillende zorgverleners (dekt bedrag over alle langdurige zorg voor een patient)

54
Q

In onderstaande figuur wordt het vlak van kosten en baten weergegeven. In welk kwadrant zitten de beoordelingen van de Adviescommissie Pakket (ACP) doorgaans?

A

Rechtsboven (veel effectiviteit maar ook duur)

55
Q

Bij persoon A blijkt een banaan tot een veel hogere glucosepiek te leiden dan bij persoon B. Kennelijk is het microbioom van persoon B in staat een deel van de glucosepiek over de tijd uit te smeren. Met welk mechanisme zou het microbioom van persoon B dat kunnen doen?

Doordat bacteriën (1)

Van welke ingreep is aangetoond dat die effect heeft op de samenstelling van het microbioom? (2)

A

1= De koolhydraten uit de banaan gebruiken voor hun metabolisme
2= gastric bypass

56
Q

Stigmatisering van mensen met obesitas heeft nadelige effecten.
Welk negatief gevolg van deze stigmatisering is aangetoond?
Mensen met obesitas vermijden. (1)

Wat is er bekend over het gebruik van een bewegingshorloge?
Uit de literatuur is bekend dat deze strategie over een periode van zes maanden (2; wel/niet) leidt tot een toename aan activiteit

A

1= Deelname aan sport
2= niet

57
Q

Bij diëten wordt de calorie-inname beperkt. Voor personen met diabetes mellitus worden de resultaten van een koolhydraatbeperkt dieet (low carb diet) vergeleken
met de resultaten een vetbeperkt dieet (low fat diet).

Welke conclusie volgt uit deze vergelijking?
Een koolhydraatbeperkt dieet leidt bij personen met diabetes mellitus tot (1; lagere/hogere) glucose in vergelijking met een vetrijk dieet

A

1= Lagere glucosewaarden dan een vetbeperkt dieet.

58
Q

Tegenwoordig wordt de continue glucosesensor bij veel mensen toegepast. Daarmee kunnen nieuwe maten worden berekend zoals “Time in Range”, TIR. Waarom is TIR beter dan HbA1c als maat voor de glucoseregulatie? TIR zegt meer over (1)

Wat zouden mogelijke ongunstige gevolgen kunnen zijn bij het gebruik van de nieuwe continue glucosesensor? (2)

A

1= kans op (ernstige) hypo’s
2= De glucosewaarden gemeten met de sensor zijn niet zo betrouwbaar als die met strips.

59
Q

In de recent verschenen voedingsrichtlijn Diabetes wordt gesteld dat mensen met overgewicht bij type 2-diabetes in aanmerking komen voor een gecombineerde leefstijlinterventie.

Zo’n gecombineerde leefstijlinterventie bestaat uit verschillende onderdelen waaronder (1)

A

1= psychologische interventie ter ondersteuning van gedragsverandering
2= rekening houden met stress en slaap

60
Q

Het onderzoek bevat een powerberekening. Daarin wordt gesteld dat er bij 31 deelnemers per groep een power van 85% bestaat om een verschil van 1,54 kg aan te kunnen tonen met een type 1-fout van 0,05.

Dat betekent dat er

A

15% kans bestaat dat een verschil van 1,54 kg niet significant blijkt te zijn.

  • vreemd, dit zou dan toch alfa moeten zijn en niet power
61
Q

Een 40-jarige vrouw kampt al sinds haar 25-ste jaar met obesitas. Ze heeft inmiddels allerlei diëten geprobeerd, maar het bereikte gewichtsverlies was altijd maar van korte duur. Van een vriendin hoorde ze van intermitterend vasten en ze vraagt jou wat daarover bekend is.

Voor intermitterend vasten geldt om de dag vasten is, althans in de eerste 6 maanden, is (1; meer/minder) effectief dan continue beperking van voedselinname.

Waarom is dat moeilijk bij deze diabetes patienten? (2)

A

1= meer
2= maakt insuline toediening ingewikkeld

62
Q

Bij een patiënt staat onder de gemiddelde glucose de “glucosebeheerindicator”: HbA1c 8,6% = 71 mmol/mol.
Hoe kan dat HbA1c hier “zo maar” berekend zijn?

A

1=
Omdat er een lineaire relatie bestaat tussen de gemiddelde glucose en het HbA1c.

63
Q

Wat is een zinvol advies om de stijging van de glucose bij een DM type 1 in de voormiddag te verminderen? (1)

A

1= de bolus kortwerkende insuline voor het ontbijt verhogen

  • of een snack tussendoor
64
Q

Welke factor beïnvloedt de score van een zorginstelling op een kwaliteitsindicator? (1)

Waarvoor kan een kwaliteitsindicator gebruikt worden? (2)

A

1= Dat de patiënt een terugkoppeling krijgt van zijn/haar score
2= Om de kwaliteit van zorginstellingen onderling te vergelijken

65
Q

PROMs (patiëntgerapporteerde uitkomstmaten) zijn vragenlijsten die worden ingevuld door een patiënt. Vallen de volgende standpunten onder interne of externe kwaliteit?

  • Het vergelijken van de uitkomsten van verschillende behandelcentra die zijn aangesloten bij een landelijk netwerk (1)
  • Het vergelijken van de uitkomsten van verschillende fysiotherapeuten binnen één praktijk (2)
  • Door herhaald afnemen van een PROM over dagelijks functioneren bij een patiënt, heeft een
    neuroloog inzicht in hoeverre deze baat heeft gehad bij een nieuw medicijn
A

1= extern
2= intern
3= individuele patient

66
Q

Wat is een nadeel van het nastreven van Value-Based Healthcare? (1)

A

1=
Zaken die niet gemeten kunnen worden worden,
buiten beschouwing gelaten

67
Q

Welk medicament is handig om voor te schrijven bij diabetes met hartproblemen? (1)

Welk medicament is handig om voor te schijrven bij diabetes met enorm overgewicht? (2)

A

1= SGLT2 remmer
2= GLP1 analoog

68
Q

Er wordt wetenschappelijk onderzoek verricht naar het gebruik van bihormonale insulinepompen die zowel glucagon als insuline kunnen afgeven. Behalve voordelen zijn er ook nadelen verbonden aan het gebruik van glucagon.

Welke nadelen?

A

Glucagon is instabiel en moet dagelijks vervangen worden.

69
Q

Noem van onderstaande suikers of het een mono- of een disacharide is:

Saccharose (kristalsuiker)
Fructose (vruchtsuiker)
Dextrose (druivensuiker)
Maltose (moutsuiker?)
Galactose (moutsuiker)

A

Saccharose - di
Fructose - mono
Dextrose - mono
Maltose- di
Galactose - mono

  • tentamen weer eens onduidelijk moutsuiker galactose of maltose?
  • Alleen sachharose en maltose zijn di?
70
Q

Sommige bacterien staan slecht of goed te boek:

Bifidobacteria
Enterococcus faecalis
Clostridium difficile
Escherichia Coli
Campylobacter
Lactobacilli

A

Bifidobacteria - goed
Enterococcus faecalis- slecht
Clostridium difficile -slecht
Escherichia Coli - goed
Campylobacter - slecht
Lactobacilli - goed

71
Q

Wat is het belangrijkste voordeel van het stoppen met insuline en SU-derivaten? (1)

De stijging in de bloedglucosewaarde na inname van fructose is (2; lager/hoger) dan na inname van glucose

A

1= Afvallen wordt makkelijker
2= lager

72
Q

Wat is de relatie tussen HbA1c en Tijd-in-doelbereik, Time-in-Range (TIR)? (1)

Wat is de relatie tussen glucose en HBA1c? (2)

A

1= Er is een inverse relatie: hoe lager het HbA1c, hoe hoger TIR
2= linear

73
Q

Hoge prevalentie van multimorbiditeit verhoogt de ziektelast. Het heeft ook consequenties voor de kosten. In het algemeen geldt dan dat de kosten (1; meer/minder) stijgen dan meerdere ziektes apart

A

1= meer, meerdere ziektes tegelijk zijn relatief duur

74
Q

In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de totale zorgkosten niet mogen stijgen. De kosten van dit programma zullen dus moeten worden bekostigd doordat andere kosten dalen of worden voorkomen.

Welke bestaande kosten zouden realistisch gesproken voldoende kunnen dalen om te compenseren voor deze extra kosten? (1)

A

Ziekenhuiskosten

75
Q

Wanneer mag een arts online een recept voorschrijven? (1)

A

1= als een patient/arts relatie bestaat (dus eerst fysiek contact)

  • mag dus officieel eerste keer dat je iemand belt niet, maar tijdens corona werd het gedoogd
76
Q

Een van de patronen die iemand met een continue glucose sensor opviel was dat de glucose met name kort na het ontbijt en kort na delunch behoorlijk steeg, dan weer geleidelijk daalde en kort voor de volgende maaltijd aan de lage kant was.

Hoe zou zij dit probleem kunnen oplossen met eten? (1)
Hoe zou zij dit probleem kunnen oplossen met medicatie ?(2)

A

1= een snack tussen ontbijt en lunch door
2= kortwerkend insuline innemen voor het ontbijt

77
Q

Wat is het juiste stappenplan van voorschrijven medicatie bij iemand zonder hoog risico met diabetes type 2?

A
  • metformine
  • SU derivaten toevoegen (gliclazide)
  • voeg insuline toe OF ddp4/glp1 antagonist
  • intensiveer insuline behandeling
78
Q

Wat is het juiste stappenplan van voorschrijven medicatie bij iemand zonder hoog risico met diabetes type 2?

A
  • metformine
  • SU derivaten toevoegen (gliclazide)
  • voeg insuline toe OF ddp4/glp1 antagonist
  • intensiveer insuline behandeling