CSI Q8 Flashcards
Bij een (1; hyper/hypo) glycemie worden ketonzuren verbrand, wat kan leiden tot (2; acidose/alkalose). Dit is passend bij DM type (3; één/twee)
1= hyper
2= keto acidose
3- DM type 1
Een normale glucose waarde ligt tussen (1). Streefwaarde bij patienten met diabetes zonder andere problemen is (2)
1= 3.5 en 7.0 mmol/L
2= 8.0 mmol/L
- normaal nuchter is onder <5.6 - 7
- normaal niet nuchter is onder <7.8 -11.1
- er tussenin is gestoorde glucoseregulatie
Het medicament dat gebruikt wordt bij DM2 dat de gluconeogenese onderdrukt, zorgt ervoor dat cellen gevoeliger worden voor insuline is (1)
Het medicament dat gebruikt wordt bij DM2 die insuline afgifte in de pancreas stimuleert is (2)
1= metformine
2= SU derivaten
- bekende SU derivaten zijn glimepiride, gliclazide entolbutamine
Wanneer er sprake is van hyperglycemische ontregeling, zonder de vorming van ketonen, noemen we het (1). Hierbij treedt voornamelijk (2; symptoom) op wat kan leiden tot een bewustzijnstoornis.
1= hyperglycemische hyperosmoloaire ontregeling
2= ernstige dehydratie
Als microcirculatoire complicaties kan o.a. retinopathie ontstaan. Welke twee typen zijn er ?
- exsudatieve retinopathie (exsudaten)
- proliferatieve retinopathie (glasvocht bloedingen)
*proliferatief is ernstiger
*op de foto exsudatief
Exsudatieve retinopathie wordt meestal op deze manier behandeld (1)
Proliferatieve retinopathie wordt meestal op deze manier behandeld (2)
1= expectatief (bloedglucose regulatie)
2= laser,oculaire toediening van angiogenese remmers of vitrectomie
- vitrectomie = glasvocht chirurgie
Welke twee klassen glucoseverlagende middelen dragen bij aan de reductie van caridovasculair lijden?
- GLP1-analogen
- SGLT2-remmers
Welk diabetes medicament is voornamelijk geassocieerd met hypoglycemieen? (1)
Welk medicament leidt tot een verlaging van het visceraal vetweefsel, en een toename van het subcutaan vertweefsel? (2)
Welke medicatie zijn darmhormonen die zorgen voor versterkte insuline secretie bij nemen van orale glucose (3)
1= SU derivaten (sulfonyl-ureum)
2= thiazolidine ionen
3= incretine (DDP4 remmers en GLP1 analogen)
- thiazolidine ionen zijn bijvoorbeeld: pioglitazone en rosiglitazone
- deze werken vooral goed bij patienten met fatty liver disease
Welk medicament is geassocieerd met verhoogde glucose waarde in de urine (1). Dit is naast daling van HBA1C ook nuttig voor daling van (2)
1= SGLT2 remmers (Gilflozinen)
2= bloeddruk
Wat is het standaard stappenplan bij behandeling van diabetes type 2?
- leeftsijlinterventies
- metformine
- toevoegen SU derivaten (of DDP4 remmers/GLP agonist)
- insuline therapie
De resorptie van langzaam werkende insuline is vertraagd en berust op binding van kristallen aan insuline. Dit kan door middel van deze twee stoffen (2)
1= zink
2= NPH (glargine/detamir)
- allebei hebben voor en nadelen
- zink insuline kan niet met een injectie pen
- NPH insuline heeft een intra-individuele variatie van 30-50%
Je hebt overgewicht vanaf BMI (1)
Je hebt obesitas vanaf BMI (2)
1= 25
2= 30
Welke medicamenten laten veelbelovende resultaten zien in gewichtsreductie?
- Saxenda
- Mysimba
- Tirzetabine
Welke orde van bacterien vormt de grootste in ons microbioom? (1)
Welke orde van bacterien komen minder vaak voor maar bestaan voor een groot deel uit schadelijke bacterien? (2)
1= Firmicutes
2= proteobacterien
- bacteriotedes is de een na grootste groep
Dit type dieet leidt over het algemeen tot een betere samenstelling van het microbioom (1), terwijl dit type dieet juist tot een slechtere samenstelling leidt (2)
1= gevarieerd
2= eenzijdig
Faeces transplantatie kan momenteel gebruikt worden voor behandeling van overwoekering van welke bacterie?
Clostridium deficile
- deze is therapie resistent en met faeces transplantatie ruil je het hele microbioom
Welke combinatie van medicatie lijkt een sterk negatief effect te hebben op het microbioom? (1)
Een eindpunt in onderzoek dat vaak als uitkomstmaat wordt genomen heet ook wel (2)
1= Metformine en PPI’s
2= surrogate eindpunt
- HBA1C en bloeddruk zijn bjiv (zachte) surrogate eindpunten
- daartegenover staan harde eveidence punten, zoals overlijden of cardiovasculaire events
- metformine is evidence based
In klinische trials wordt vaak onderscheid gemaakt tussen harde en zachte (surrogaat markers) eindpunten. Wat is een voorbeeld van een zacht eindpunt?
HBA1c
De algemene werking van metformine berust op het remmen van (1; proces), door dit specifieke enzym te stimuleren (2) in de lever
1= gluconeogenese
2= AMPK
- metformine dus in de lever, en niet de alvleesklier
De meest typische bijwerking van metformine is (1)
Een niet veel voorkomende bijwerking, maar wel één die heel dreigend is, is (2)
1= gastro intestinaal (vooral diaree)
2= lactaatacidose bij nierinsufficientie
Welk diabetes medicament werkt in de lever (1)
Welk diabetes medicament werkt in de nier (2)
Welk diabetes medicament werkt in de alvleesklier (3)
1= metformine
2= SGLT2 remmer
3= SU derivaten
In de farmacotherapie maken we gebruik van zowel mechanism based geneeskunde als evidence based geneeskunde.
Metformine is het best te classificeren als (1)
Een GLP1-analoog als semaglutide is het best te classificeren als (2)
SGLT2 remmers zijn het beste te classificeren als (3)
1= Voornamelijk evidence based
2= zowel evidence (en ook mechanism?)
3= Voornamelijk evidence based (en beetje mechanism?)
Dat metformine bij sommige mensen heel goed werkt, en bij anderen niet, heeft vermoedelijk met dit intrinsieke gegeven te maken (1)
Opvallend aan onderzoek naar glycemische controle is, dat het blijkbaar een lage associatie heeft met (2; complicatie)
1= aantal metformine specieke transporters (genetisch bepaald)
2= cardiovasculair risico
- in een oude UKPDS studie stond dat metformine i.t.t. met SU derivaten wel de kans verkleint op cardiovasculaire events
- hier zijn ze nu dus terughoudend in, en is twijfel of dit echt klopt
Het is onduidelijk in hoeverre metformine nou een effect heeft op cardiovasculair events, maar deze associatie lijkt minder sterk dan aanvankelijk gedacht. De medicamenten die dit wel goed doen zijn (1)
1= SGLT2 remmers en GLP1 analogen
- ook werken ze goed op gewichtsverlies (beter dan gecombineerde levensstijl)
- SGLT nog meer hartproblemen
- GLP nog meer gewichtsverlies
- SGLT2 remmers zijn de standaard, GLP het alternatief
Er is een verschil in richtlijnen bij patienten met DM type 2 met een hoog en zonder hoog caridovasculair risico.
Zonder hoog risico is dit stap 1 (1)
Met hoog risico is dit stap 1 (2)
Onder patienten met hoog risico horen deze catergorieen (3)
1= metformine
2= SGLT2 remmer
3= hartfalen, nierfalen, eerder doorgemaakte HVZ
Welke drie typen kwaliteitsindicatoren in de zorg zijn er?
- structuurindicator
- procesindicator
- uitkomstindicator
Er zijn drie indicatoren om kwaliteit van zorg te meten.
Welke is geassocieerd met de uitkomsten van de het zorgproces? (1)
Welke is geassocieerd met de beschikbaarheid van de zorgverleners? (2)
Welke is geassocieerd met het uitvoeren van richtlijnen en handelingen? (3)
1= uitkomstindicator
2= structuurindicator
3= procesindicator
Uitkomst indicatoren kunnen onder verdeeld worden in twee groepen: klinische indicatoren en patient gerapporteerde uitkomstindicatoren.
Waar vallen de klinische indicatoren verder in uiteen?
- generieke klinische indicatoren
- specifieke klinische indicatoren
*generiek is bijvoorbeeld sterftecijfers, heropnames en complicaties
*specifiek is bijvoorbeeld HbA1C, bloeddruk, VO2max
We spreken van Patient Reported Outcome Measures (PROM) en Patient Reported Experience Measures (PREM). Hoe verschillen beide?
PROM: gaat om een uitkomst maat die subjectief is en via een vragenlijst wordt geobjectiveerd (Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven)
PREM: gaat om de ervaring van de patient met het middel (Patiënttevredenheid)
Hoeveel zijn de kosten van een diabetes patient per jaar? (1). De grootste kosten in diabetes zitten op dit vlak (2)
1= 1800 euro
2= productieverlies
- mensen met ernstige diabetes kunnen niet altijd fulltime werken
Wat zijn de drie relevante plichten die horen bij de zorgverzekeringswet?
- verzekeringsplicht (verplicht je te verzekeren)
- acceptatieplicht (verplicht geaccepteerd te worden door verzekeraar)
- zorgplicht