correct taalgebruik Flashcards
tautologie
je zegt iets tweemaal met woorden van dezelfde betekenis
pleonasme
je zegt wat al in een ander woord ligt opgesloten
dubbele ontkenning
met een dubbele ontkenning zeg je in feite het tegengestelde van wat je bedoelt -> bevestiging
barbarismen
woorden of uitdrukkingen die al dat niet vervormd overgenomen worden uit een vreemde taal, op een wijze die in strijd is met het Nederlandse taaleigen
drie soorten:
- germanismen - duits
- anglicismen - engels
- gallicismen - frans
verouderde woorden, uitdrukkingen en naamvallen
formele woorden hebben een stijf, plechtig karakter en komen vooral voor in geschreven taal
tips voor leesbaar formuleren
- vermijd verandering van persoon
- vermijd verandering van tijd
- varieer de bouw van je zinnen, zinnen die telkens beginnen met het onderwerp gevolgd door een pv maken de tekst eentonig
- varieer lengte tekst
thema- alinea’s
opgebouwd uit een kernidee, staat meestal vooraan id alinea/ helemaal op het einde -> springt in het oog
overgangsalinea
enkel voor hele lange teksten, vatten vorige alinea’s samen & geven aanleiding tot volgende deel
6 verschijnselen bij het werken met een tekstverwerker
- meer dubbele woorden
- meer woorden op de verkeerde plaats
- aantal woorden met vage inhoud neemt toe
- meer dt fouten
- tegen de regel van de grammaticale overeenkomst
- overbodige komma’s na onderwerp aan begin van een zin
afkortingen
geen redactionele afkortingen in lopende teksten = overhaaste en technische indruk
geen sms afkortingen= slordige indruk
alles voluit schrijven, ook bij mensen met wie je vertrouwelijk omgaat
basismethoden
basismethode 1
de tekst wordt verdeeld in ongeveer gelijke stukken & elk teamlid schrijft zelfstandig zijn deel
sterktes:
- elk lid is verplicht hun deel te doen
- kans op fouten is beperkt
zwaktes:
- geen echt groepswerk
- tekst kan wijzen op verschillende auteurs
basismethoden
basismethode 2
elk teamlid schrijft de volledige tekst en geeft die dan door aan een ander teamlid dat de tekst grondig naleest en wijzigingen aanbrengt.
daarna gaat de tekst naar nog een ander teamlid enzovoort tot alle teamleden de tekst hebben doorgenomen en gewijzigd
sterktes:
- iedereen betrokken
zwaktes:
- laatste lid = eindbeslissing
- verschillende meningen & schrijfstijlen = discussies
basismethoden
basismethode 3
een persoon is de leider, de projectmanager. hij organiseert de taak, plant het werk en fungeert, indien nodig, als bemiddelaar bij meningsverschillen. een ander teamlid verzamelt alle nodige info, maakt aantekeningen en maakt een ruw concept. een ander teamlid is een vlotte schrijver en schrijft daarom de volledige tekst uit, op basis van het ruwe concept. nog een ander lid redigeert het document
sterktes:
- elk lid toont hun sterkte
zwakte:
- lukt niet altijd