academische woordenschat Flashcards

1
Q

notuleren

A

verslag maken van wat er besproken wordt tijdens een vergadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

module

A

opleidingen die samengesteld zijn uit afzonderlijke modules of opleidingsonderdelen die afzonderlijk van elkaar kunnen gevolgd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

lexicaal

A

wat te maken heeft met woordenschat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

competenties

A

vaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

attitude

A

hoe je over iets of iemand denkt, wat ook je gedrag bepaalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

convocatie

A

bijeenroeping van de algemene vergadering van aandeelhouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

efficiënt

A

met veel & snel resultaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

profilering

A

karakterisering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

non- verbaal

A

niet met woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hiërarchisch

A

van/ volgens de opeenvolging van rangen
(rangsgewijs)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

perceptie

A

hoe iemand iets ervaart en beoordeelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

redundantie

A

overbodig zijn van bepaalde dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

linguïst

A

grammaticus
(beoefenaar van de taalwetenschap)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

syntaxis

A

de wetenschap die de zinsbouw in talen bestudeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

mimiek

A

gezichtsuitdrukkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

typografisch

A

wat te maken heeft met typografie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

transacties

A

zaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

memo

A

briefpapier voor korte aantekeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

manipuleren

A

opzettelijk, maar voor anderen ongemerkt, beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

taalregister

A

de gezamenlijke woorden van een taal in 1 bepaalde stijl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

courant

A

wat veel voorkomt of gebruikt wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoogleraar

A

iemand die bij de universiteit het onderzoek en onderwijs in een bepaald vak leidt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

imago

A

beeld dat mensen hebben van iets/ iemand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

normbesef

A

bewust zijn van de geldende regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

context

A

verband waarin een woord of uitspraak gezegd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

detecteren

A

iets/ iemand zoeken en vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

alert

A

aandachtig zijn/ snel reageren op iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

keurmerk

A

bewijs dat iets goedgekeurd is en de vereiste kwaliteit heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

dagvaarden

A

iemand officieel oproepen om voor een gerecht te verschijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

geijkte bron

A

algemeen gebruikte bron?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

strategie

A

een reeks opeenvolgende stappen die tot een voorspelbaar en reproduceerbaar resultaat leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

inwilligen

A

positief beslissen over ../ goedkeuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

bloemlezing

A

een boek samengesteld uit een keuze van werken van 1 of meerdere schrijvers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

gesel

A

kwelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

sjabloon

A

model om iets te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

interactie

A

toestand dat personen of zaken op elkaar reageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

professional headline

A

professionele kop in een krant, blad of nieuwssite

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

applicatie

A

computerprogramma dat direct kan worden gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

webinar

A

seminar via internet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

van vitaal belang

A

essentieel voor de werking van iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

referaatblad

A

verwijzingsblad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

relevant - irrelevant

A

belang - niet van belang

40
Q

bibliografie

A

lijst van boeken & andere publicaties

40
Q

erratum - errata

A

drukfouten

41
Q

hanteren

A

omgaan met

42
Q

schutblad

A

beschermende omslag

43
Q

onethisch

A

in strijd met de goede zeden

44
Q

refereren

A

verwijzen naar

45
Q

gefundeerd

A

ergens op gebaseerd

syn: gegrond

46
Q

incrowdtaal

A

incrowd = gesloten groep

47
Q

perspectief

A

punt van waaruit je naar iets kijkt

48
Q

initialen

A

eerste letter voor en achternaam

49
Q

organigram

A

schematisch overzicht van de werkzaamheden in een bedrijf/ organisatie

50
Q

aanschouwelijk

A

zo dat je het voor je ziet

51
Q

superscript

A

teken boven de normale schrijfhoogte wordt geplaatst

52
Q

tekstnoot

A
53
Q

authentiek

A

geen namaak/ gelijk aan het origineel

54
Q

logboek

A

geschreven verslag van gebeurtenissen

55
Q

flowcharts

A

grafische representatie van alle activiteiten in een proces

56
Q

consequent

A

volgens een vast plan/ op dezelfde manier als eerder

57
Q

oeuvre

A

het gehele werk van een artiest

58
Q

emeritaat

A

pensioen van een magistraat

59
Q

redigeren

A

tekst corrigeren en verbeteren voor publicatie

60
Q

essentieel

A

heel belangrijk

61
Q

conventie

A

overeenkomst tussen staten

62
Q

een instantie

A

een officiële organisatie

63
Q

opteren

A

voorkeur geven aan …

64
Q

omhaal van woorden

A

onnodige drukte van woorden

65
Q

cliche

A

iets dat al zo vaak gezegd is dat het niet veel meer betekent

66
Q

eufemisme

A

woord/ uitdrukking waarmee je iets onaangenaams op een minder harde manier zegt

67
Q

concessie

A

toegeving aan wensen/ eisen van de tegenpartij

tegemoetkoming

68
Q

monster

A

kleine hoeveelheid die afgenomen wordt van een stof voor wetenschappelijk onderzoek/ demonstratie

69
Q

toekomstperspectief

A

vooruitzichten toekomst

70
Q

bemonsterde offerte

A

offerte met verzegeld monster -> koper koopt op voorwaarde dat goederen aan het monster beantwoorden

71
Q

franco station halle

A
72
Q

aansprakelijkheid

A

verantwoordelijk zijn

73
Q

disclaimer

A

algemene verklaring op een website waarin de rechten en plichten beschreven staan van alle betrokken partijen

74
Q

protocol

A

een stelsel van afspraken/ voorschrift over hoe iets gedaan moet worden

75
Q

expliciet

A

letterlijk zo gezegd

76
Q

auditief

A

iets te maken hebben met het gehoor

77
Q

back- up

A

kopie van bestanden,…

78
Q

audiovisuele middelen

A

beeld combineren met geluid

79
Q

retorische vraag

A

vraag waarop men geen antwoord verwacht

80
Q

adequaat

A

correct en passend bij beoogde doel

81
Q

fysisch

A

lichamelijk/ als iets betrekking heeft op de natuur of natuurverschijnselen

82
Q

parafraseren

A

in andere (eigen) woorden navertellen

83
Q

anticiperen

A

vooruit lopen op en herkennen van situaties en verhoudingen

84
Q

constructief meewerken

A

opbouwend, waar je wat aan hebt

85
Q

relativeren

A

het betrekkelijke ervan inzien/ aangeven

86
Q

betweter

A

iemand die laat merken iets beter te weten dan een ander

87
Q

iemand attent maken op

A

aandacht erop vestigen

88
Q

accommodatie

A

ruimte en voorzieningen

89
Q

hoofdelijke stemming

A

alle namen van aanwezige leden opnoemen, ieder lid stemt met voor of tegen zonder toevoeging

90
Q

pragmatisch

A

doelgericht aanpakken

91
Q

primeren

A

de eerste zijn/ belangrijker zijn

92
Q

moderator

A

iemand die zorgt voor een goed verloop van de uitwisseling van informatie en ideeën in een gesprek of in een nieuwsgroep of op een website

93
Q

voorbarige opmerkingen

A

te vroege en daardoor mogelijk onjuiste opmerkingen

94
Q

zoempauze

A

gezamenlijke pauze

95
Q

notuleren

A

verslag schrijven van een veradering

96
Q

notulen

A

schriftelijk verslag van wat besproken is

97
Q

notulist

A

wie het verslag schrijft

98
Q

essentie

A

dat waar het om gaat

99
Q

telegramstijl

A

Telegramstijl is taalgebruik dat uitzonderlijk bondig is, doordat woorden die hiertoe dienen welgevormde zinnen te genereren,maar die niet strikt noodzakelijk zijn voor het begrip van de boodschap, worden weggelaten.