Colleges week 3 Flashcards
1
Q
Wat is het belangrijkste effector mechanisme van de innate immuunrespons?
A
fagocytose
2
Q
Soorten afweer
A
- Innate (aangeboren)
- Adaptieve afweer
3
Q
B-cellen
A
productie van antistoffen
4
Q
CD8+ (T) cellen
A
cytotoxische T cellen > doden van geïnfecteerde cellen
5
Q
CD4+ (T) cellen
A
T helpercellen > cytokineproductie
6
Q
Functies bindweefsel
A
- Structuur
- Verbinding
- Transport
7
Q
4 componenten binnen alle typen bindweefsel
A
- Cellen
- Vezels
- Tussenstof
- Weefselvloeistof
(ECM > vezels, tussenstof &weefselvloeistof)
8
Q
Fibroblast vs fibrocyt
A
Fibroblast > actief
Fibrocyt > in rust
9
Q
Typen vezels
A
- Collagene vezels (type I, II, & III)
- Elastische vezels
- Reticulaire vezels
10
Q
Tussenstof
A
Vult ruimtes tussen vezels en cellen in het BW
11
Q
Typen bindweefsel
A
- ‘In engere zin’ > losmazig/vezelig
- Gespecialiseerd > vet, elastisch, reticulair, muceus, hematopoietisch
- Steunweefsel > kraakbeen/bot
12
Q
Functies kraakbeen
A
- Weerstaan mechanische stress
- Ondersteuning zachte weefsels
- Gewrichten; schuiven en schok opvang
- Ontwikkeling en groei van lange botten
- Avasculair
13
Q
Drie typen kraakbeen
A
- Hyalien kraakbeen > meest voorkomend, collageen type II;
- Elastisch kraakbeen; collageen type II
- Vezelig kraakbeen > combinatie hyalien kraakbeen en vezelig bindweefsel, collageen type I
14
Q
Vorming kraakbeen
A
Chondrogenese > vanuit mesenchym
15
Q
Groei van reeds gevormd kraakbeen
A
- Interstitieel > groei van binnen uit, deling van chondrocyten, uitscheiding van matrix
- Appositioneel > groei van buitenaf; differentiatie van voorloper cellen vanuit perichondrium tot chondroblast, secretie van matrix door chondroblasten uit het perichondrium, chondroblasten worden chondrocyten
16
Q
Functies bot
A
- Steun
- Bescherming
- Beweging
- Reservoir calcium en fosfaat
17
Q
Botcomponenten
A
Gecalcificeerde extracellulaire matrix Celtypen: • Osteoblasten > matrixproductie • Osteocyten > onderhoud • Osteoclasten > resorptie gecalcificeerde botmatrix, remodelering botweefsel
18
Q
Twee soorten botvorming
A
- Intramembraneuze botvorming (Ossificatie) >mesenchym verdikt: membraan
> directe mineralisering van matrix gesecreteerd door osteoblasten
>meeste platte botten - Endochondral botvorming (Ossificatie)
> depositie van botmatrix op pre-existent hyalienkraakbeenmodel
> korte en lange botten