Colleges week 2 Flashcards
Wat zijn drie eiwittransport mechanismen?
- selectief transport
- porie-eiwitten (translocator)
- transport vesicles
NLS
Een kernlokaliseringssignaal
Hoe kan nucleair transport geblokkeerd worden?
Een mutatie in een NLS of een SRY
SRY
Geslachtsbepalend gen op het Y-chromosoom
Import door translocators naar het mitochondrion
- Na synthese
- Signaal peptide
- Receptor
- Translocator
- Ontvouwen tijdens transport
Import door translocators naar het RER
- Tijdens de synthese
- Signaal peptide
- Receptor
- Translocator
- Ontvouwen tijdens transport
Hoe worden vesicles gevormd?
Via coating > clathrine
Wat zijn twee wegen voor eiwitafbraak?
- Lysosomen
2. Proteasomen
Proteasomen
- bevinden zich in het cytoplasma
- ubiquitine additie leidt tot afbraak door preoteasomen
Lysosomen
- Intracellulaire vesicles
- Bevatten afbraak enzymen met een zuur pH optimum
- Fagocytose, Endocytose, Autofagie
Functies cytoskelet
- structuur
- beweging
- regulatie
- signaalfunctie
(Het is flexibel en dynamisch)
Waar is het cytoskelet uit opgebouwd?
- actine
- microtubuli
- intermediaire filamenten
Cel-cel verbindingen
- Desmosomen
- Tight-Junctions
- Gap Junction
Cel-Matrix verbindingen
- Hemidesmosomen
- Integrines
Extracellulaire matrix wordt uitgescheiden door cellen
Fibroblasten > bindweefsel
Chondrocyten > kraakbeen
Osteocyten > beenderen
Adaptatie
Omkeerbaar, funtionele en structurele respons op physiologische stimuli
Nieuwe homeostase wordt bereikt.
Vormen van celadaptatie
- Atrofie
- Hypertrofie
- Hyperplasie
- Metaplasie
(- Displasie)
Atrofie
Vermindering van het aantal cellen; weefseldegeneratie door verminderde eiwitsynthese en celinhoud
Hypertrofie
Toename van weefsel door vergroting van individuele cellen; toename aantal organellen en structurele eiwitten; toename extracellulaire matrix
Hyperplasie
Toename aantal cellen door celdeling
- compensatie > regeneratie
- hormonaal > organen onder invloed van bijv oestrogenen
Metaplasie
Een celtype transformeert in een ander celtype; omkeerbaar indien stimulus weggenomen wordt
Extreme celadaptatie
celdood > necrose/apoptose
Clamp loader
Zorgt voor het laden van de sliding clamp
Sliding clamp
Zorgt ervoor dat DNA polymerase aan de matrijssteng vast blijft zitten
Nauwkeurigheid van DNA replicatie
- base selectie
- proofreading
- mismatch reparatie
Translesie DNA synthese
Neemt bij laesie replicatie over van DNA-polymerase; totdat het niet meer nodig is
Volgorde ATP-synthese
- Creatinefosfaat
- Glycolyse
- Afhankelijk van duur en intensiteit van de inspanning anaeroob of aeroob
- Vetzuuroxidatie parallel met aerobe glycolyse
- Bij langere duur/lichte inspanning meer vetzuuroxidatie dan aerobe glycolyse
RNA polymerase I
meeste rRNA genen
RNA polymerase II
eiwit-coderende genen (mRNA)
RNA polymerase III
tRNA en sommige rRNA genen
Algemene transcriptiefactoren
Herkennen de promotor en recruteren RNA polymerase II
Specifieke transcriptiefactoren
Binden elders aan het DNA en activeren RNA polymerase II
Heteroplasmie
Een samenstelling van defecte en werkende mitochondriën binnen een weefsel
Glycolyse
- Glucose wordt allereerst omgezet in twee pyruvaatmoleculen in de glycolyse > levert direct twee ATP moleculen
- ‘turboknop’
Enhancers
- Bepalen hoe vaak de transcriptie start
- Kunnen overal liggen, behalve op de promotor
- Aan enhancers kunnen specifieke transcriptiefactoren binden
Hoe zijn intermediair filamenten van de ene cel verbonden met de intermediair filamenten van een andere cel
Via hemidesmosomen