College verslaving, impulsiviteit en compulsiviteit (drugs) Flashcards

1
Q

wat is een gewoonte?

A

Een geconditioneerde reactie op een stimulus is versterkt door ervaringen uit het verleden met beloning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Endofenotypes

A

gedagssymptomen scheiden in stabielere fenotypen met duidelijke genetische connectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is impulsiviteit?

A

onvermogen om het starten van activiteiten te stoppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is compulsiviteit?

A

onvermogen om het beëindigen van acties te stoppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke hersencircuit hoort er bij impulsiviteit?

A

Ventrale striatum –> thalamus –> ACC en VMPFC –> ventrale striatum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk hersencircuit hoort bij compulsiviteit?

A

dorsale striatum –> thalamus –> OFC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is top-down?

A

Vanuit de prefrontale cortex zit een soort controle. Bewust zijn waarmee je normaal in staat bent om acties in dorsale/ventrale striatum te stoppen. Deze controle lijkt bij impulsiviteit en compulsiviteit minder goed te werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is bottom-up?

A

vanuit de middelste hersengebieden (meer emotiegedreven/limbisch systeem) wordt gedrag geïnitieerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ziet de overgang van gedrag van impulsief naar compulsief eruit?

A

In eerste instantie heb je een bepaalde beloning ‘high’ + gedrag is spannend en geeft een positieve beloning. Waardoor impulsiviteit wordt bekrachtigd. Op een gegeven moment valt bij herhaaldelijk gebruik de beloning langzaam weg (high valt weg) waardoor mensen meer moeten gebruiken en dit gaat langzaam over naar een toestand waarbij er negatieve aspecten zijn, maar geen positieve meer. Bij niet gebruiken krijg je ontwenningsverschijnselen waardoor je craving krijgt en weer gaat gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is verslaving?

A

Een toestand waarin iemand fysiek of mentaal van een gewoonte afhankelijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarvan is dopamine gesynthetiseerd?

A

Tyrosine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat stopt dopamine in de vesikels?

A

VMAT2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de presynaptische transporter?

A

DAT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar wordt dopamine aangemaakt? En waar wordt het heen geprojecteerd?

A

VTA –> NA en PFC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is beloning?

A

triggeren van dopamine afgifte in mesolimbische dopamine pathway

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is Amfetamine?

A

Blokkeert DAT en VMAT met grotere affiniteit dan dopamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoe werkt amfetamine?

A

doordat amfetamine in vesikels wordt gestopt verdringt het daar dopamine en zal dopamine verplaatsen van de blaasjes naar de terminals.

  • Opent kanalen om da in de synaps te krijgen
  • omgekeerde DAT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar zitten verschillen tussen ritalin, cocaïne, amfetamine en metamfetamine?

A

In hoe krachtig en volledig DAT geblokkeerd wordt.

19
Q

Wat zijn positieve korte termijn effecten van amfetaminen?

A
  • verhoogde waakzaamheid
  • verhoogde fysieke activiteit
  • verminderde eetlust
  • verhoogde ademhaling
  • hyperthermie
  • euforie
20
Q

Wat zijn negatieve effecten van amfetamine?

A
prikkelbaarheid
slapeloosheid
verwarring
trilling
convulsies
angst
paranoia
agressiviteit
21
Q

Wat zijn lange termijn effecten?

A

verhoogde bloeddruk en kan onomkeerbare schade aan bloedvaten in hersenen veroorzaken, waardoor beroertes kunnen ontstaan

22
Q

waarop werkt nicotine in?

A

α4β2 nicotinische cholinerge receptoren in beloningscircuits

23
Q

wat is de natuurlijke nicotine in ons lichaam?

A

Acetylcholine

24
Q

Wat is α4β2?

A

een ionkanaal. Wanner nicotine bindt gaat het kanaal op en wordt de afgifte van dopamine veroorzaakt

25
Q

Wat doet een partiele dopamine agonist?

A

Heftige dopamine effect van het middel zelf kan tegengegaan worden, maar wel nog een beetje afgifte waardoor bepaalde bijwerkingen minder worden

26
Q

Wat is de werking van acetylcholine normaal?

A

Ach neuron heeft zijn werking via

  • dendritische gebied op DA neuron in VTA.
  • indirect via glutamaat
  • GABA interneuron
27
Q

Hoe heeft nicotine zijn werking?

A

Nicotine kan direct binden aan DA neuron in VTA, maar kan ook via glutamaat neuron en via GABA interneuron (desensiteert deze/ongevoelig maken)

28
Q

Wat gebeurt er als nicotine bindt?

A

Dan gaan de ionkanalen open en kunnen er ionen naar binnen. Dopamine wordt afgegeven en op het moment dat de sigaret op is zijn de ionkanalen een tijdje gedesentiseerd. Wanneer dit uitwerkt krijgen ze vaak zin in nieuwe sigaret.

29
Q

Wat gebeurt er wanneer een ionkanaal tevaak desensitized is?

A

Gaat zich aanpassen door meer receptoren te maken (upregulatie) Door deze upregulatie neemt de craving toe

30
Q

Wat kan ingezet worden in de behandeling van roken?

A

Varenicline

31
Q

Wat is varenicline?

A

Een partiele agonist en heeft een grotere affiniteit dan nicotine –> craving neemt af, maar niet de beloning

32
Q

Wat is bupropion?

A

een noradrenerge, dopaminerge, receptor inhibitior (NDRI) –> blokkeert heropname, niet zo krachtig als nicotine maar maakt onthouding draaglijker

33
Q

Waar heeft alcohol invloed op?

A
  • GABA
  • Canabinoïden
  • opiaten
  • glutamaat
34
Q

Hoe heeft alcohol invloed op GABA?

A

verbetert de remmende neurotransmissie

35
Q

Wat is het resultaat van deze invloed op GABA?

A

rustiger, kalmer onduidelijke spraak en beweging

36
Q

Hoe heeft alcohol effect op glutamaat?

A

Het remt neurotransmissie bij glutamaatsynapsen

37
Q

Hoe heeft alcohol effect op opiaten en canabinoïden?

A

In mesolimbische beloningssysteem

38
Q

Hoe heeft opioïd invloed op GABA en dopamine?

A
  • Via glutamaat op dopamine release

- Via GABA op dopamine release

39
Q

Waar kan alcohol effect hebben?

A

op het glutamaat neuronen via glutamaat op dopamine, direct op dopamine en op GABA interneuron

40
Q

Wat is de psychofarmacologische behandeling van alcohol?

A

Naltrexon
Acomprosaat
Disulfiram

41
Q

Wat doet Naltrexon?

A

u opioid antagonist

–> het haalt de beloning van drinken weg

42
Q

Wat doet acamprosaat?

A

vermindert craving door GABA te stimuleren wat de hunkering naar alcohol afneemt

43
Q

Wat doet disulfiram?

A

Is een negatieve bekrachtiging. Remt het enzym waardoor drinken een onaangename gewaarwording wordt