college 6 Flashcards

1
Q

Brunswik Lens Model (Brunswik, 1956)

A
  • Wordt in verschillende disciplines gebruikt om te onderzoeken hoe mensen
    objectieve cues gebruiken om de realiteit waar te nemen
  • Eenzelfde cue kan meerdere betekenissen hebben
    physical or social
    environment —>
    cues —> observer
    (organism)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Brunswik lens model
Soorten informatie:

A
  1. identity claims
  2. behavioral residue
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

identity claims

A

Bedoelde informatie (foto van jezelf op Instagram, kleding die je aantrekt naar sollicitatie,
tweets die jij stuurt).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

behavioral residue

A

Onbedoelde sporen van eerder gedrag (te laat zijn, dingen die je gezegd hebt op een forum
die niet voor iedereen bedoeld zijn, spelling, foto’s geplaatst door anderen, online checkins…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Warranting principe (1) (Walther & Parks, 2002)

A

stelt dat de geloofwaardigheid van informatie over persoonlijke kenmerken en gedrag
van iemand een functie is van de mate waarin deze informatie gemakkelijk gemanipuleerd
kan zijn door degene over wie het gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Warranting principe (2) (Walther & Parks, 2002)

A

Self-generated
Goed te manipuleren online
Other-generated
Niet/nauwelijks te manipuleren
20
Wordt de
meeste
waarde aan
gehecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ingratiation in organisaties gebruiken

A
  • Bevriend worden met ‘belangrijke’ mensen en ze helpen.
  • Ervoor zorgen dat anderen promotie krijgen zodat jij hun plek kan innemen.
  • Iets voor anderen doen zodat zij iets terug kunnen doen.
  • Informatie selectief met mensen delen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

cues die online een rol spelen zijn in te delen in verschillende
dimensies:

A
  • Hoeveelheid cues (modaliteiten)
  • Interactiviteit (controle)
    Je hebt online zelf controle over de dingen die je post.
  • Customizability
    Online kan informatie aangepast worden (bv. filter over de foto). Deze gedachte
    beïnvloed de impressievorming.
  • De mate van openheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

the negativity effect

A

negatieve informatie zwaarder weegt dan positieve informatie
bij impressievorming, want:
- Negatieve informatie wordt als geloofwaardiger beschouwd.
- Negatieve informatie wordt als informatiever beschouwd omdat het anti-normatief
is.
Dit geldt vooral online waar iemands zelfpresentatie vaak enkel positief is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly