college 4 Flashcards

1
Q

twee soorten id

A
  1. personal identity
  2. social identity
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

personal identity

A

“i”
- wie denk ik dat ik ben
- wat vertel ik over mijzelf tegen anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

social identity

A

“we”
* Zelfcategorisatie tot groepslidmaatschappen
* Worden toegewezen, of worden we in geboren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

social identity perspective (si)

A

(Tajfel & Turner, 1979):
Personal → social identity

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

identity status model

A

(Marcia, 1966)
2 verschillende
dimensies dragen bij aan identiteitsvorming:
- Exploratie/crisis: een moment of gebeurtenis waar oude waardes of keuzes worden herzien en
nieuwe alternatieven worden onderzocht
- Binding/ commitment: adolescenten hebben een bepaalde identiteitsgerelateerde keuze gemaakt en
komen hier niet snel op terug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

identity status model, fases

A
  1. identity diffusion
  2. identity foreclosure
  3. identity moratorium
  4. identity achievement
    Deze 4 fases hoeven niet opeenvolgend te zijn, ze kunnen zich in elke volgorde voordoen. Wat
    vaak voorkomt is dat adolescenten na fase 4 weer gaan twijfelen over hun identiteit en
    opnieuw in een crisis terecht komen. Aangezien een identiteit een ongoing proces is, kunnen
    deze fases blijven doorgaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

identity foreclosure

A

Fase waarin de adolescent zich bindt aan een bepaalde rol, doel of waarden in de toekomst
zonder daar over na te denken. Dit doen ze omdat bepaalde autoriteiten in de omgeving dit van ze
verwachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

identity moratorium

A

Dit is de fase waarin de adolescent zich midden in een crisis bevindt. Hij/zij is bezig
met bepaalde commitments te ontdekken en is klaar om keuze te maken, maar heeft
deze keuzes nog niet gemaakt. Er is sprake van een worsteling waarbij keuzes
onderzocht worden. In deze fase is vaak veel twijfel en onzekerheid. De adolescent
denkt wel na over een identiteit, maar bindt zich er nog niet aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

identity achievement

A

De fase waarin de adolescent in een identiteitscrisis ondervonden heeft, een (nieuwe)
commitment is aangegaan en zijn (nieuwe) identiteit aan het vormen is. Dit
levert een hoog gevoel van zelfwaardering op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kritiek op het Identity Status Model

A
  • Het model is te veel gericht op de ‘finaliteit’
    van identiteitsvorming.
  • Identiteitsontwikkeling kent geen ideaal
    eindpunt.
  • Identiteitsontwikkeling is afhankelijk van
    het individu, de nabije sociale omgeving,
    en andere sociaal-maatschappelijke
    factoren.
  • Identiteit is een levensloopproces.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Markus & Nurius (1986)

A

Mensen hebben meerdere identiteiten – de “now selves” en de “possible selves”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Goffman (1959) en Jung (1953)

A

Public (social) versus personal self

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

possible selves

A

Markus & Nurius (1986)
de identiteiten die je denkt dat je in de toekomst zal hebben en die een
rode draad zijn bij het vormen van doelen en motivaties voor de toekomst (positief en negatief). geeft de mogelijkheid om te experimenteren met toekomstige identiteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

carl rogers

A

maakt een onderscheid tussen verschillende selves (subjectieve percepties van
jezelf).
1. actual self (self-concept): public self
2. True self/real self: wie je bent
3. Ideal self: wie je zou willen zijn
hoe dichter bij je ideal self je bent,
hoe beter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Actual self (self-concept)

A

public self
- Zoals we ons voordoen in het bijzijn van de meeste mensen
- Een subjectieve perceptie van je “ik”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

True self/real self

A

wie je bent
- Geeft de ware ik weer
- Bevat kwalitieiten je die hebt en die sociaal gezien graag wil laten zien
- Wordt niet altijd (volledig) weergegegeven in het echte leven
- We laten de true self alleen zien aan een selecte groep mensen
- Het bevat de kwaliteiten die je hebt en die je sociaal
graag wil laten zien maar dat om bepaalde omstandigheden niet kan of wil doen

17
Q

ideal self

A

wie je zou willen zijn
- Eigenschappen die je ideaalgezien zou willen hebben
(hopen, wensen, doelen)
- Ideal self motiveert mensen om te
veranderen/verbeteren
- Hoeft niet gelijk te zijn aan de true self: zijn zelfs vaak
niet gelijk
- Ideal self is iets wat we (nog) niet kunnen bereiken: ligt
buiten ons bereik
- de ideal self ook mensen motiveren om te veranderen/verbeteren. De
ideal self en de true self zijn vaak niet gelijk.
Rogers: hoe dichter bij je ideal self je bent,
hoe beter.

18
Q

online identiteit

A

is de identiteit die gebruikers van het internet
definieert in online gemeenschappen (vaak een pseudoniem).

19
Q

online identity

A

= a sophisticated conceptualization of an individual’s online self persona

20
Q

identity online

A

= an identification and self-presentation (or representation) of the individual on the internet

21
Q

Goffman (1959)

A

‘The presentation of the self in everyday life’:
- Theatre: human interaction is a performance.
- A stage on which we can act: performer ≠
personage.
1. Frontstage (impression management): waar de voorstelling afspeelt
2. Backstage: waar de rollen geoefend worden

22
Q

identity experiments

A

“Online identity experiments are defined as
adolescents’ tendency to pretend to be
someone else when being online” (Valkenburg
& Peter, 2008, p. 209).
* In meer of minder extreme mate:
- Soms laat je bepaalde aspecten van
jezelf weg
- Soms doe je helemaal anders voor
(gender swapping)

23
Q

identity experiments: motieven

A
  • Spel
  • Nieuwsgierigheid
  • Therapeutisch
  • Indruk maken
  • Sociale status verhogen (Atticus)
  • Vermijden van pesterijen (je laat bepaalde kenmerken achterwege)
  • Persoonlijkheid
24
Q

identity experiments: gevolgen

A
  • Valkenburg & Peter (2008): bewijs voor de ‘internet-affected social compensation hypothesis’.
    Vooral voordelen voor eenzame adolescenten.
  • Eenzame adolescenten hebben meer baat
    bij identiteitsexperimenten (Leung, 2011)
  • Omdat ze experimenteren met identiteiten
    die ze in het ‘echte leven’ niet kunnen laten
    zien.
  • Een manier om ‘possible selves’ uit te
    proberen.
25
Q

5 functies identiteit

A
  • Een identiteit leidt tot zelfbegrip.
  • Een identiteit geeft betekenis en sturing, via normen en waarden, verplichtingen en
    het stellen van doelen.
  • Een identiteit staat niet vast en geeft daarom een gevoel van vrijheid.
  • Een identiteit leidt tot consistentie, samenhang en harmonie tussen normen,
    waarden en verplichtingen.
  • Een identiteit leidt ertoe dat men zichzelf (en anderen) goed kan inschatten.
26
Q

identity construction

A

Je ‘ik’ word gevormd door de relaties die je met anderen hebt. Er is sprake van een
constante dialoog tussen jezelf en anderen. Omdat er sprake is van een continu
proces

27
Q

identity diffusion

A

Dit is de fase waarin de adolescent (nog) niet het gevoel heeft dat hij of zij keuzes
kan/wil maken (onverschilligheid). De adolescent heeft nog geen binding met de
identiteit en heeft ook nog geen crisisfase gehad.

28
Q

paradigma shift

A

een
verandering van gedachten over dit onderwerp

29
Q

Vroeger werd een identiteit met name bepaald door:

A
  • Nationaliteit (bv. Amerikaan)
  • Religie (bv. Christelijk)
  • Etniciteit (bv. Afro-Amerikaan)
  • Klasse (bv. hoog)
30
Q

identiteit nu is

A
  • Flexibel
  • Multidimensionaal
  • Social geconstrueerd
  • Een continu proces (stopt niet, gaat oneindig door)
  • Heeft men meerdere identiteiten (multiple identities)
31
Q

verschil tussen een online identity en identity online

A

bij een
online identity anders voor gaat doen dan je daadwerkelijk bent. Bij identity online geef je je
offline identiteit online weer door middel van profielfoto’s en andere dingen. Het internet is
hiervoor zeer geschikt, je kan jezelf makkelijk presenteren via internet. Voorbeelden hiervan
zijn online dagboeken, blogs of vlogs en SNSs).