college (1&) 2 Flashcards

1
Q

computer-mediated communication (cmc)

A

menselijke communicatie via een computer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aspecten van cmc

A
  1. Communicatie
    * Communicatie tussen mensen
    * Sociale interacties
    * Dynamisch, interactioneel, multifunctioneel, multimodaal (tekst, beeld, audio)
  2. Mediatie
    * Het proces waarmee communicatie wordt overgebracht
    * Technologische mediatie: het medium
    * Variatie in platformen
  3. Computer
    * Desktop, laptop, tablet, smartphone, smartwatch,….
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

first level effects (Sproull & Kiesler, 1991)

A

Eerste orde effecten hebben
vooral betrekking op de
technische gevolgen,
bijvoorbeeld de snelheid
waarmee wordt
gecommuniceerd, de
toenemende efficiëntie, of de
verhoogde productiviteit.
Supposed to do: De bedoelde
effecten (de reden waarom iets
is uitgevonden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

second level effects (Sproull & Kiesler, 1991)

A

Tweede orde effecten zijn veranderingen
die optreden door het gebruik van
communicatietechnologie in de manier
waarop mensen met elkaar omgaan,
communiceren en zich tot elkaar
verhouden.
→ de effecten op sociaal vlak =
focus van dit vak
Actually do with them: onbedoelde
effecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

communicatie op internet wordt o.a. beïnvloed door?

A
  • Het kanaal (platform)
  • De modaliteiten (tekst, beeld, geluid);
  • De mensen (gesprekspartners);
  • De relatie tussen de gesprekspartners;
  • Het onderwerp;
  • Of de interactie synchroon of asynchroon is;
  • Of de interactie publiek of privé is;
  • De algemene attitude van participanten t.o.v. online
    communicatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

cmc-theorieën

lost perspectief

A
  • Negatief over
    mogelijkheden CMC
    communicatie
  • Lastig om hechte relaties
    op te bouwen via CMC
  • Cues Filtered Out

cmc is:
- utilitair, niet relationeel
- niet fysiek
- oppervlakkig
- asociaal
- groepsvorming een illusie

technologische determinisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

cmc-theorieën

liberated perspectief

A
  • Positief over
    mogelijkheden CMC
    communicatie
  • Wel mogelijk om hechte
    relaties op te bouwen via
    CMC
  • Cues Filtered In
  • CMC maakt relaties vrij van fysieke
    nabijheid en biedt daardoor veel
    mogelijkheden voor nieuwe, echte
    en interpersoonlijke relaties en
    communities
  • CMC is juist daarom ook relationeel
  • Gebrek aan fysieke communicatie
    biedt juist mogelijkheden
  • CMC is sociaal

sociaal constructivisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

cmc-theorieën

Lost perspective

theorieën

A
  • social presence theory
  • media richness theory
  • social context cues theory
  • cluelessnexx model
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

cmc-theorieën

liberated perspective

theorieën

A
  • social information processing theory (sip)
  • hyperpersonal model
  • social indentification/ deinviduation model (side)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

stages van technologieën

A
  1. early adopters
    In een periode van een nieuwe
    technologie is er sprake van extreme en tegengestelde meningen
  2. mainstream
    De technologie zal volledig integreren in het
    leven van mensen en na een tijdje kunnen mensen niet meer zonder, de technologie wordt
    ‘onzichtbaar’. Dit betekent dat mensen de technologie niet meer zien, totdat de technologie
    er niet meer is (bijvoorbeeld door een stroomstoring).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

technologisch determinisme

A

technologie – technologie bepaalt—> maatschappij. Hoort bij het lost perspectief. technologie is onafhankelijk van de maatschappij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

sociaal constructivisme

A

technologie <—- maatschappij bepaalt—- maatschappij. liberated perspectief. Volgens deze stroming gebruiken mensen de
technologie niet altijd zoals het bedoeld was (dit is ook te zien aan de verschillende
second order effects).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

sociaal realisme

A

technologie bepaalt —–>maatschappij bepaalt (politiek,economie) , maar ook: technologie bepaalt <—– maatschappij bepaalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

sociale cues

A

Sociale cues zeggen iets over de persoon waarmee je praat
1.statische cues
2.dynamische cues

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

sociale cues

statische cues

A

Dit zijn cues die niet snel gaan veranderen gedurende een gesprek, bijvoorbeeld: kleding,
uiterlijk, haarstijl en omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

sociale cues

dynamische cues

A

Dit zijn cues die snel kunnen veranderen tijdens een gesprek. Een tweede conversatiestroom, gelijktijdig met de eerste stroom, bijvoorbeeld:
gezichtsuitdrukking, stemgebruik,
intonaties, houding en gebaren
(ook back channels)

17
Q

cue systemen

A
  • language
  • vocalics (auditory)
  • physical appearance
  • kinesics
  • proxemics (distance)
  • adornments
  • haptics
  • typographics
  • chronemics
18
Q

cmc-theorieén

social presence theory

A

(Short, Williams & Christie, 1976). (lost).
naarmate er meer social presence is, is het communicatiemiddel meer geschikt voor (inter)persoonlijke, relationele communicatie.

social presence= sociale aanwezigheid
minder visuele cues= minder socialpresence.

face-to-face heeft een hoge social presence en cmc heeft lage.

19
Q

cmc-theorieën

media richness theory

A

(Daft & Lengel, 1984) (Lost)
= is een framework dat communicatiemiddelen beschrijft aan de hand
van de mogelijkheid om verzonden informatie te reproduceren
Deze theorie suggereert dat CMC een beperktere bandwijdte heeft en
minder informatierijk is dan FTF communicatie

20
Q

cmc-theorieën

media richness theory

Mediarijkheid wordt bepaald door?

A
  1. De bandwijdte
  2. De mogelijkheid om meteen feedback te geven
  3. De mogelijkheid in variatie van taal
  4. De mate van persoonlijke focus
21
Q

cmc-theorieën

social information processing theory

A

(Walther, 1992)
- Er worden wel degelijk impressies en relevante
cues uitgewisseld via CMC
- alleen duurt het
langer dan via FTF communicatie.
- Er is dus sprake van een vertraging van
uitwisseling van cues, maar dus niet van het
ontbreken van cues
- “Parties who meet online can develop
relationships just as close as those formed
face-to-face—though it takes longer”
- “Relationships grow only to the extent
that parties first gain information about
each other and use that information to
form interpersonal impressions of who
they are”

liberated

22
Q

cmc-theorieën

sip-theorie

de drie pijlers

A
  1. De motivatie om relaties aan te gaan;
  2. De vaardigheden om cues te decoderen;
  3. Het aanleren van bepaalde strategieën.
    → Vooral gebaseerd op linguistische cues
23
Q

cmc-theorieën

hyperpersonal communication framework

A

(Walther, 1996)
- gaat nog stap verder dan sip theory
- cmc is eigenlijke nog vriendelijker, socialer, persoonlijker en intiemer dan ftf-communicatie
- walther: “it surpasses normal interpersonal levels”

liberated

24
Q

cmc-theorieën

hyperpersonal communication framework

dit komt door?

A
  1. Sneller gevoel van gelijkheid (perceived similarity ≠ actual similarity)
    (dit leidt tot meer sociale aantrekkingskracht)
  2. Optimale zelfpresentatie
  3. Geïdealiseerde impressievorming (door optimale zp en/of door toekomstig contact)
25
Q

cmc-theorieën

het
Hyperpersonal effect

vier soorten effecten

A
  • Zender: optimale zelfpresentatie
  • Ontvanger: overwaardering van
    cues
  • [Kanaal: faciliteert optimale
    zelfpresentatie]*
  • Feedback: positieve feedback
    cirkel
    → Leidt tot: affectie,
    aantrekkingskracht
26
Q

dimensies in cmc

A
  1. Hoeveelheid cues (cue-arm versus
    cue-rijk)
  2. Openheid (open versus gesloten)
    * One-to-one (gesloten)
    Bijvoorbeeld: email of WhatsApp
    * One-to-many/ many-to- many (open)
    Bijvoorbeeld: sociale netwerksites
    (Instagram, Facebook)
    Open ≈ openbaar
27
Q

phubbing

A

Een voorbeeld van een second level effect is phubbing. Dat betekent dat je aan meerdere
soorten communicatie tegelijk doet. Iemand doet dan dus aan CMC en F2F tegelijk. Dit heeft
nadelige effecten op beide gesprekken aangezien deze persoon minder cues waarneemt en
waardoor de gesprekken dus minder soepel verlopen

28
Q

verschillende disciplines cmc

A
  • Organisationeel (samenwerken via CMC, virtuele teams).
  • Sociaal (vriendschap via CMC, online dating, social support groups).
  • Educatief (leren via CMC, discussion board, online assistent).
  • Commercieel (eWOM, social media marketing, chatbots, webcare)
29
Q

back channels

A

reacties die aangeven of de boodschap duidelijk of onduidelijk is, zonder het gesprek
te onderbreken, bv. knikken

30
Q

vocalics (auditory)

A

Alle gesproken of gehoorde cues, het gaat hier om hoe je iets zegt en niet om wat je
zegt. Een voorbeeld is dat je kan horen dat iemand zenuwachtig is.

31
Q

kinesics

A

bogy language, Hieronder vallen alle gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal (bv. mimicry).

32
Q

proxemics

A

(distance) De fysieke nabijheid tussen twee mensen. Hoe dichter ze bij elkaar staan, hoe
intiemer de band tussen de mensen.

33
Q

adornments

A

Dit is alles wat je toevoegt aan je uiterlijk. Voorbeelden zijn tattoos, make-up,
kleding, sieraden. Je kan het opbrengen en veranderen.

34
Q

haptics

A

Dit zijn de fysieke aanrakingen in een gesprek. Dit kan alleen face to face.

35
Q

chronemics

A

Tijdsgerelateerde aspecten in communicatie. Bijvoorbeeld hoelang het duurt voordat
iemand reageert of wanneer iemand voor het laatst online was.

36
Q

Uncertainty Reduction Theory (URT)

A

(Berger & Calabrese, 1975)
mensen als ze
elkaar leren kennen weinig informatie over de ander. Die onvoorspelbaarheid vinden mensen
vervelend en dus gaan ze zoeken naar informatie om de onzekerheid te verminderen. Doordat je na
een tijdje meer informatie over elkaar hebt, wordt de ander voorspelbaarder. Dit is prettig en
hierdoor vind je iemand aardiger. Doordat de mate van onzekerheid naar beneden gaat zal je iemand
dus aardiger vinden.

37
Q

URT strategies

A
  • Passief
    Hierbij ga je informatie verzamelen door iemand te observeren, je hebt hierbij geen
    direct contact.
  • Actief
    Je gaat hierbij proactief informatie verzamelen zonder de target-persoon te
    benaderen.
  • Interactief
    Je gaat hierbij proactief informatie verzamelen door de target-persoon te benaderen.
    Dit kan door vragen te stellen en ook door aan zelfonthulling te doen. Dit is het
    blootgeven van bepaalde persoonlijke informatie. Meestal als je zelf aan
    zelfonthulling doet, zal de andere persoon ook wat over zichzelf vertellen.
    interactief meest effectief
38
Q
A