College 3 deel 2 Flashcards

1
Q

Centrering

A

Focus op 1 aspect en andere negeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Onomkeerbaarheid

A

Kan een aantal stappen niet mentaal omkeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Reversibiliteit

A

Omkeerbaarheid van mentale handeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Compensatie

A

Probleem van twee kanten bekijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Identificatie

A

Ik heb er niet bij gedaan en niet afgedaan, dus het moet gelijk blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Stadium

A

Een duidelijk afgrensbare periode binnen de ontwikkeling, waarin een aantal kenmerken de vaardigheden of gedragingen gezamenlijk voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Objectpermanentie

A

Het besef dat een object niet ophoudt te bestaan, hoewel het tijdelijk zichtbaar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Egocentrisme

A

Piagets term voor het onvermogen om zich te verplaatsen in het standpunt van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Centratie

A

Het onvermogen zich ook meer dan een aspect van een probleem te richten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Conservatie

A

Het besef dat een gegeven hoeveelheid materie niet kan veranderen door slechtsde verschijningsvorm van die hoeveelheid materie te wijzigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Mentale operatie

A

Mentale handelingen of bewerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hypothetisch deductief

A

Vorm van redeneren waarbij men alle mogelijke oplossingen van een probleem inventariseert en systematisch toetst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zone van naaste ontwikkeling

A

Vygotsky’s term voor het leergebied waarbinnen en individuen zijn leerdoel net niet zelfstandig maar wel met de ondersteuning van een leraar kan bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Innerlijke spraak

A

Term van vygotsky. Het internaliseren Van instructies zodat het individu deze later zelfstandig kan toepassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Sensorisch register

A

Eerste stations van het informatieverwerkende systeem, dat alle prikkels voor zeer korte tijd opneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Korte termijn geheugen

A

Tweede station van het informatieverwerkende systeem, waarin een beperkte hoeveelheid informatie voor korte tijd opgeslagen wordt. Het kortetermijngeheugen wordt ook wel het werk geheugen genoemd

17
Q

Lange termijn geheugen

A

Derde station van het informatieverwerkende systeem, waarin een onbeperkt hoeveelheid informatie voor lange tijd opgeslagen wordt

18
Q

Aandacht boog

A

Tijdsduur waarin men de aandacht op specifieke informatie kan richten

19
Q

Geheugenspan

A

Het aantal informatie eenheden dat het korte termijn geheugen maximaal kan opnemen

20
Q

Strategie

A

Aanpak of werkwijzen om een taak te volbrengen of een probleem op te lossen

21
Q

Ontwikkelingsvoorsprong

A

Ontwikkeling die in vergelijking met die van leeftijdsgenoten sneller verloopt. Vergelijk hoogbegaafdheid

22
Q

Hoogbegaafdheid

A

Sterke verstandelijke ontwikkeling. In de vroege kinderjaren gekenmerkt door een Ontwikkelings voorsprong en later door een IQ van minstens 130