College 3 deel 2 Flashcards
Centrering
Focus op 1 aspect en andere negeren
Onomkeerbaarheid
Kan een aantal stappen niet mentaal omkeren
Reversibiliteit
Omkeerbaarheid van mentale handeling
Compensatie
Probleem van twee kanten bekijken
Identificatie
Ik heb er niet bij gedaan en niet afgedaan, dus het moet gelijk blijven
Stadium
Een duidelijk afgrensbare periode binnen de ontwikkeling, waarin een aantal kenmerken de vaardigheden of gedragingen gezamenlijk voorkomen
Objectpermanentie
Het besef dat een object niet ophoudt te bestaan, hoewel het tijdelijk zichtbaar is
Egocentrisme
Piagets term voor het onvermogen om zich te verplaatsen in het standpunt van anderen
Centratie
Het onvermogen zich ook meer dan een aspect van een probleem te richten
Conservatie
Het besef dat een gegeven hoeveelheid materie niet kan veranderen door slechtsde verschijningsvorm van die hoeveelheid materie te wijzigen
Mentale operatie
Mentale handelingen of bewerking
Hypothetisch deductief
Vorm van redeneren waarbij men alle mogelijke oplossingen van een probleem inventariseert en systematisch toetst
Zone van naaste ontwikkeling
Vygotsky’s term voor het leergebied waarbinnen en individuen zijn leerdoel net niet zelfstandig maar wel met de ondersteuning van een leraar kan bereiken
Innerlijke spraak
Term van vygotsky. Het internaliseren Van instructies zodat het individu deze later zelfstandig kan toepassen
Sensorisch register
Eerste stations van het informatieverwerkende systeem, dat alle prikkels voor zeer korte tijd opneemt
Korte termijn geheugen
Tweede station van het informatieverwerkende systeem, waarin een beperkte hoeveelheid informatie voor korte tijd opgeslagen wordt. Het kortetermijngeheugen wordt ook wel het werk geheugen genoemd
Lange termijn geheugen
Derde station van het informatieverwerkende systeem, waarin een onbeperkt hoeveelheid informatie voor lange tijd opgeslagen wordt
Aandacht boog
Tijdsduur waarin men de aandacht op specifieke informatie kan richten
Geheugenspan
Het aantal informatie eenheden dat het korte termijn geheugen maximaal kan opnemen
Strategie
Aanpak of werkwijzen om een taak te volbrengen of een probleem op te lossen
Ontwikkelingsvoorsprong
Ontwikkeling die in vergelijking met die van leeftijdsgenoten sneller verloopt. Vergelijk hoogbegaafdheid
Hoogbegaafdheid
Sterke verstandelijke ontwikkeling. In de vroege kinderjaren gekenmerkt door een Ontwikkelings voorsprong en later door een IQ van minstens 130