College 2 deel 3 Flashcards

1
Q

Gehechtheid

A

Is de onbedwingbare neiging bij ieder mensenkind om de nabijheid te zoeken van een beschermende volwassenen in tijden van angst, spanning, honger of verdriet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Temperament

A

Een biologisch gefundeerde individuele reactie wijzen die zich al op een hele jonge leeftijd manifesteert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Goodness of fit

A

Term uit de evolutietheorie die in dit verband duidt op een gunstige combinatie van temperament kenmerken van het kind enerzijds, en de verwachtingen en eisen van de omgeving anderzijds

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Big five

A

Persoonlijkheid’s model dat uitgaat van vijf robuuste persoonlijkheid dimensies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sociale angst

A

Ernstige verlegenheid waardoor kinderen het contact met vrienden en groepen vermijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hechtingsgedrag

A

Gedrag van het jonge kind dat gericht is op het verkrijgen of handhavers van de beschikbaarheid en nabijheid van de gehechtheid figuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Exploratiegedrag

A

Gedrag dat gericht is op het verkennen en onderzoeken van de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Natuurlijke selectie

A

Uit de term evolutieleer. Het algemeen organisme dat zich het best aanpast aan de eisen van de omgeving heeft de grootste kans te overleven en zich voort te planten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Persoonsconcept

A

Vergelijkbaar met objectpermanentie: denkschema wel mee het kind het bestaan van een persoon kan representeren, ook bij diens afwezigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Scheidingsangst

A

Angst van de baby of jonge peuter die wordt opgeroepen door de aanwezigheid van de vaste verzorger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vreemden angst

A

Met de hechting verband houdende angst voor onbekende personen bij baby’s en jonge peuter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Intern werkmodel

A

Mentale representatie van ervaringen die zijn opgedaan in diverse gehechtheid relatie‘s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vreemde situatie procedure

A

ainworths gestandaardiseerde methode om de kwaliteit van hechting vast te stellen door jonge kinderen met milde stresssituaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sensitiviteit

A

Mate waarin de opvoeder signalen van het kind opmerkt, juist interpreteert en adequaat beantwoord en die van belang is voor de veilige hechting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

A type

A

Angstig gehecht de kinderen die in de stressvolle episoden van de vreemde situatie procedure meer exploratie dan hechting‘s gedrag vertonen, en op deze wijze uiting geven aan het geringe vertrouwen dat zij in de gehechtheidsfiguur hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

B type

A

Kinderen die in de vreemde situatie procedure gekenmerkt worden door een evenwichtige exploratie gehechtheidsbalans, en daarmee uiting geven aan het basisvertrouwen dat zij in de gehechtheidsfiguur hebben

17
Q

C type

A

Angstige gehechte kinderen die in de stressvolle episoden van de vreemde situatieprocedure meer hechting dan exploratiegedrag vertonen. Zij klampen zich na de stressvolle episode aan de opvoeder vast en wijzen deze tegelijkertijd af

18
Q

Ego veerkracht

A

Het vermogen om flexibel en vasthoudend te reageren in probleemsituaties

19
Q

Ego controle

A

Mate waarin men zijn emoties aan bod laat komen