College 2, hoofdstuk 5: Learning Flashcards

1
Q

Respondent conditioning -Pavlov & Watson -> angst
(Klassieke conditionering)

A

Wanneer een bepaalde stimulus de hele tijd tegelijkertijd wordt gepresenteerd met een andere stimulus koppelen we deze 2 onbewust aan elkaar.

Pavlov vroeg zich af of hij zijn hond ook kon manipuleren dat de hond ook zou kwijlen (ongeconditioneerd respons) bij een andere stimulus die hij associeerde met eten (ongeconditioneerde stimulus). Hij begon iedere dag met een belletje te rinkelen (geconditioneerde stimulus) voor hij zijn hond voer voorzette. Na een tijdje associeerde de hond het belgerinkel met eten dat in aantocht was. Bij gerinkel ging de hond dus kwijlen bij gerinkel, zonder dat er eten kwam (geconditioneerde stimulus).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Little Albert (Watson & Reyner)

A

Het experiment betrof een 9 maanden oude baby genaamd Albert. Aanvankelijk toonde Albert geen angst voor witte ratten. Watson en Rayner begonnen een luide knal te maken met een hamer op een stalen staaf elke keer dat Albert de rat aanraakte. Na meerdere associaties tussen de rat en het harde geluid, begon Albert te huilen en te proberen weg te kruipen wanneer hij de rat zag, zelfs zonder het geluid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Respondent extinction
(flooding)

A

We stellen mensen in een gecontroleerde omgeving bloot aan hun angsten. Dus zonder dat er iets naars gebeurd blootstellen aan de angst.
(je viel van je fiets toen je de spin zag, dus nu ben je bang. Nu ga je in een gecontroleerde situatie in aanraking komen met een spin, zonder negatieve stimulus).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Counterconditioning
(systematic desensitization)

A

Maak gebruik van positieve stimulus om de angst op te heffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

5 factoren die succes respondent conditioning bepalen

A
  1. Timing -> sneller ongeconditioneerde en geconditioneerde stimulus, des te sneller de koppeling
  2. Voorspelbaarheid -> als je ALTIJD de ongeconditioneerde en geconditioneerde stimulus samen presenteert, sneller de koppeling
  3. Biopreparedness -> hoe logisch de koppeling tussen ongeconditioneerde en geconditioneerde stimulus is.
  4. Signaalsterkte gecon. stimulus
  5. De aandacht/focus van mens/dier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Operant conditioneren -Thorndike & Skinner -> gedrag/bijgeloof

A

Proces waarin responses worden geleerd op basis van hun belonende of bestraffende gevolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Law of effect -Thorndike

A

Wet die stelt dat als een reactie in de aanwezigheid van een bepaalde stimulus wordt beloond, de kans groter is dat dezelfde reactie optreedt wanneer die stimulus opnieuw wordt aangetroffen.
Onderzoek met kat in doosje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Negative reinforcers -Skinner
(Gedrag neemt toe)

A

Verwijderen van onaangename stimuli (koud -> jas aan -> niet koud krijgen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Positive reinforcers -Skinner
(Gedrag neemt toe)

A

Stimuli die DIRECT een response versterken als ze die response volgen
(Kind pesten -> andere kinderen lachen -> pestgedrag neemt toe/herhaalt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Variabel reinforcers -Skinner
(Gedrag in stand houden)

A

Het wijzigen van het beloningsgedrag, zoals het verlagen van de beloning of de frequentie, of het vervangen van het type beloning dat wordt gegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Operant extinction -Skinner
(Gedrag neemt af)

A

Wet die stelt dat als een reactie in de aanwezigheid van een bepaalde stimulus wordt beloond, de kans groter is dat dezelfde reactie optreedt wanneer die stimulus opnieuw wordt aangetroffen.
Onderzoek met kat in doosje.

Zorgen dat je van gedrag afkomt door geen positieve reinforcement te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Shaping -Skinner

A

Versterking van gewenst gedrag door geven van positive/negative reinforcement.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Learned helplesness -Seligman
(Gedrag dat kan voortkomen uit operant conditioneren)

A

Proces waarbij een persoon of dier stopt met proberen controle uit te oefenen nadat de ervaring heeft uitgewezen dat er geen controle mogelijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bijgeloof

A

Gedrag dat niet in relatie staat met het ontvangen van een positive reinforcer.
Ooit is er iets “goeds” gebeurd, dat koppelen aan stimulus waardoor deze koppeling wordt gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Straf -> werkt direct

A

Presentatie van een aversieve stimulus (positive punishment) of het verwijderen van een aangename stimulus na bepaald gedrag (negative punishment)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Negatieve gevolgen straf

A
  • Veroorzaakt verdriet
  • Veroorzaakt agressie
  • Personen en plekken worden geconditioneerde straffen
  • Kinderen imiteren straffen
  • Straf kan leiden tot masochisme (plezier beleeft aan het ondervinden van pijn of vernederingen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Social learning -Bandura
-> agressie

A

We leren door wat we om ons heen zien zonder het zelf mee te hoeven maken.
(Mirror neurons hersenen zorgen ervoor dat ervaring zien doen & zelf doen bijna hetzelfde is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Modeling

A

We baseren een groot deel van ons gedrag op het gedrag van anderen om ons heen.
BOBOdoll-experiment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Deviancy training -Dishion

A

Het groepsproces waarbij jongeren elkaar versterken in ongewenst gedrag en criminaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Belang modeling bij behandeling

A
  • Goede rolmodellen
  • Omgeving moet gewenst gedrag laten zien
  • Ongewenst gedrag omgeving zoveel mogelijk uitsluiten
  • Rollenspellen
  • Superhero-thearpy; badman heeft ook nare dingen meegemaakt en hij probeert nu iets positiefs te doen
    -> meerder succesvolle en populaire modellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Novel stimuli

A

Dingen die we nog niet eerder hebben ervaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Nonassociative learning
(Habitution & sensitization)

A

Wanneer de reactie van een individu op een stimulus verandert bij afwezigheid van nieuwe stimuli (of veranderingen in omstandigheden) die de verandering in reactie zouden kunnen verklaren.

23
Q

Habitution

A

Verminderde reactievermogen op een herhaalde stimulus, omdat deze niet veranderen en dus “normaal” worden.
(Het dragen van een bril)

24
Q

Dishabitution

A

Het terugkrijgen van een originele respons na habitution.
(Slecht zicht bij dragen van een bril)

25
Q

Sensitization

A

Een toename van reactie op een stimulus.
(Zicht verslechter bij dragen van een bril)

26
Q

Ongeconditioneerde stimulus (UCS)

A

Stimulus dat een reactie triggered zonder conditionering.
(Niet aangeleerd)

27
Q

Ongeconditioneerde respons (UCR)

A

Automatische, onaangeleerde reactie na een stimulus.

28
Q

Geconditioneerde stimulus (CS)
-> acquisition

A

Van origine neutrale stimulus (prikkel die nog geen aangeleerde reactie teweegbrengt) die nu een geconditioneerde response triggered.

29
Q

Geconditioneerde respons (CR)

A

Respons die getriggerd is door de geconditioneerde stimulus.

30
Q

Extinction

A

Geleidelijk weggaan van de geconditioneerde respons.

31
Q

Reconditioning

A

Opnieuw leren van een geconditioneerde response na extinction

32
Q

Spontaneous recovery

A

Tijdelijke aanwezigheid van een geconditioneerde respons na extinction.

33
Q

Stimulus generalization

A

Proces waarin een geconditioneerde respons wordt getriggerd door stimuli die gelijk zijn aan de originele geconditioneerde stimulus.

34
Q

Stimulus discrimination

A

We maken onderscheid tussen dezelfde stimuli en leren er op verschillende manieren op te reageren.
(Dus we worden wel wakker bij het horen huilen van onze baby, maar niet bij het huilen van een andere baby)

35
Q

Forward conditioning
(werkt het best met resp.cond.)

A

Geconditioneerde stimulus komt vóór de ongeconditioneerde stimulus.

36
Q

Backward conditioning:

A

Ongeconditioneerde stimulus komt vóór de geconditioneerde stimulus.

37
Q

Bio preparedness

A

Organismen zijn biologisch voorbereid om bepaalde geconditioneerde associaties te leggen.

38
Q

Higher order conditioning

A

Process waarin een geconditioneerde stimulus een signaal geeft aan een andere geconditioneerde stimulus die al is geassocieerd met een ongeconditioneerde stimulus.

39
Q

Phobias

A

Intense, irrationele angsten voor objecten of situaties

40
Q

Oppponent-process theory

A

Habituation is het resultaat van twee processen die elkaar balanceren (zoals een zaag).
Het eerste process is een snelle, automatische reactie. De tweede reactie is een respons die geleerd of geconditioneerd kan worden.

41
Q

Tolerance

A

Meer nodig hebben van een bepaalde stimulus om een reactie te krijgen.

42
Q

Escape conditioning

A

Proces van het leren van responses die een onprettige stimulus stoppen.

43
Q

Avoidance conditioning:

A

Proces van het leren van responses die onprettige stimulus vermijden.

44
Q

Discriminative conditioned stimuli

A

Stimuli die signaleren of een reinforcement beschikbaar is als een bepaalde response is aangewakkerd.

45
Q

Primary reinforcers

A

Evenementen of stimuli die psychologische behoeftes geven voor overleven.

46
Q

Secondary reinforcers

A

Beloningen die mensen of dieren leren om leuk te vinden.

47
Q

Continious reinforcers

A

Reinforcer is elke keer aanwezig na een bepaalde response.

48
Q

Reinforcement schedules
(1. fixed-ratio (FR) 2. Variable-ratio (VR) 3. fixed-interval (FI))

A

Regels voor operante conditionering die bepalen hoe en wanneer bepaalde reacties worden versterkt.

  1. fixed-ratio (FR): geven reinforcement na een bepaald, vastgesteld nummer van responses
  2. Variable-ratio: geven reinforcement na een bepaald, vastgesteld nummer maar dit nummer verandert constant
  3. fixed-interval (FI): geven reinforcement na een bepaalde, vastgelegde tijd na de laatste beloning
49
Q

Partial reinforcement effect

A

Fenomeen waarin gedragingen worden geleerd in een partial reinforcement schedule moeilijker te blussen dan degene die zijn geleerd in een continuous reinforcement schedule

50
Q

Comparative cognition
- Learned helplessness
- Latent learning
- Cognitive map
- Insight
- Observatianal learning

A

Wetenschap die onderzoek doet naar hoe cognitieve processen in meer complexere vormen van leren kunnen worden gezien in mensen en niet-mensen

51
Q

Latent learning

A

Leren dat niet wordt gedemonstreerd op het moment dat het plaatsvindt.

52
Q

Cognitive map

A

Mentale representatie van de omgeving.

53
Q

Insight

A

Plotselinge begrip van wat nodig is om een ​​probleem op te lossen.

54
Q

Active learning

A

Studies hebben gevonden dat actieve vormen van aanleren veel beter resultaat bieden dan passief aanleren.