College 1, hoofdstuk 1: introduction Flashcards

1
Q

Psychologie

A

Wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van menselijk gedrag en Mentale processen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Ontwikkeling psychologie
A

Bestudeert hoe en waarom gedrag en mentale processen veranderen gedurende de levenscyclus van een mens, en wat de gevolgen ervan zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Onderwijs psychologie
    (Educational psychology)
A

Bestudeert hoe mensen leren en hoe onderwijs het beste vormgegeven kan worden (in de klas of in groepjes).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Cognitieve psychologie
    (Cognitive psychology) 6
A

Bestudeert mentale processen zoals perceptie, geheugen, leren, denken, bewustzijn en intelligentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Klinische psychologie
    (Clinical and counselling psychology)
A

Bestudeert de oorzaken, gevolgen en behandelingen van psychische stoornissen/abnormaal gedrag (een moeder met depressie, behandelen met pillen of therapie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Gezondheid psychologie
    (Health psychology)
A

Bestudeert hoe gedrag en mentale processen de lichamelijke gezondheid kunnen beïnvloeden, en andersom (groenten leren eten aan kinderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Persoonlijkheid psychologie
    (Personality psychology)
A

Bestudeert de stabiele karaktereigenschappen van personen en hoe die samenhangen met bv psychische problemen (“ja zo is hij gewoon”) ofwel temperament.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Sociale psychologie
    (Social psychology)
A

Bestudeert hoe mensen elkaars gedrag en mentale processen beïnvloeden, individueel en in groepen (papa huilen=kind huilen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Biologische en neurologische psychologie
    (Biological & neurological psychology)
A

Bestudeert hoe het brein en processen in ons lichaam ons gedrag en mentale processen beïnvloeden en andersom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. Industriele & organisatie psychologie
    (Industrial and organizational psychology) 3
A

Bestudeert hoe de efficiëntie, productiviteit en tevredenheid van werknemers en werkgevers vergroot kan worden (wie selecteer jij voor welke plek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Eerste psycholoog Wilhem Wundt (1879); universiteit Leizig
(hiervoor filosofen)

A

Eerste onderzoek cognitief; waarnemen wereld, daarna onderzoek naar gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Empirisch onderzoek heeft ertoe geleid dat psychologen kennis vergaren over gedrag en mentale processen door middel van observaties, eigen waarnemingen (gebaseerd op de regels van de wetenschap).

A

De filosofische kijk staat bekend als ‘empirisch’ (John Locke) wat heel belangrijk is binnen de ontwikkeling naar de wetenschappelijke psychologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gemeenschap psychologie
(Community psychology)

A

Psychologische diensten voor mensen die hulp nodig hebben en het voorkomen van psychische stoornissen door te werken aan veranderingen in sociale systemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

School psychology 3

A

Psychologie die het IQ test, de academische problemen van studenten diagnosticeren en programma’s opzetten om de prestaties van studenten te verbeteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kwantitatieve psychologie
(Quantitative psychology)

A

Psychologie die statistische hulpmiddelen ontwikkelen en gebruiken om onderzoeksgegevens te analyseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sport psychology

A

Psychologie die de relatie onderzoekt tussen atletische prestaties en psychologische variabelen als motivatie en emotie.

17
Q

Forensische psychologie
(Forensic psychology)

A

Psychologie die helpt bij de juryselectie, de mentale competentie van beklaagden beoordelen om terecht te staan, en zich bezighouden met andere kwesties die verband houden met psychologie en de wet

18
Q

Neurowetenschap
(neuroscience)

A

De wetenschappelijke studie van alle niveaus van het zenuwstelsel, inclusief neuroanatomie, neurochemie, neurologie, neurofysiologie en neurofarmacologie.

19
Q

Bewustzijn
(Consciousness)

A

Het bewustzijn van externe prikkels en onze eigen mentale activiteit.

20
Q

Biologische benadering
(Biological approach)

A

Benadering van de psychologie waarin gedrag en gedragsstoornissen worden gezien als het resultaat van fysieke processen, vooral die welke verband houden met de hersenen en met hormonen en andere chemicaliën.

21
Q

Natuurlijke selectie
(Natural selection)

A

Evolutionaire mechanisme waarmee Darwin zei dat de sterkste individuen overleven om zich voort te planten.

22
Q

Evolutionaire benadering
(Evolutionary approach)

A

Benadering van de psychologie die de nadruk legt op de erfelijke, adaptieve aspecten van gedrag en mentale processen.

23
Q

Psychodynamische benadering
(Psychodynamic approach)

A

Door Freud ontwikkelde visie die de wisselwerking benadrukt van onbewuste mentale processen bij het bepalen van het menselijk denken, voelen en gedrag.

24
Q

Gedrag benadering
(Behavioural approach)

A

Benadering van de psychologie die benadrukt dat menselijk gedrag voornamelijk wordt bepaald door wat iemand heeft geleerd, vooral door beloningen en straffen.

25
Q

Cognitieve benadering
(Cognitive approach)

A

Manier om naar menselijk gedrag te kijken die de nadruk legt op onderzoek naar hoe de hersenen informatie opnemen, percepties creëren, herinneringen vormen en ophalen, informatie verwerken en geïntegreerde actiepatronen genereren.

26
Q

Humanitaire benadering
(Humanistic approach)

A

Perspectief op de psychologie dat zich richt op hoe elke persoon een uniek vermogen heeft om te kiezen hoe hij wil denken en handelen.

27
Q

Socioculturele factoren
(Sociocultural factors)

A

Sociale identiteit en andere achtergrondfactoren, zoals geslacht, etniciteit, sociale klasse en cultuur.

28
Q

Cultuur

A

Accumulatie van waarden, gedragsregels, uitdrukkingsvormen, religieuze overtuigingen, beroepskeuzes en dergelijke voor een groep mensen die een gemeenschappelijke taal en omgeving delen.