College 1 Preventie van ziekenhuisinfecties Flashcards

1
Q

wanneer kwam er beleid in NL mbt preventie van ZKH infecties?

A

1902: centrale gezondheidsraad voor inspectie en advies
1956: erkenning gezondheidsraad als wetenschappelijk adviesorgaan aan regering en parlement over de volksgezondheid en gezondheidszorg = gevraagd en ongevraagd advies

1966: 1e rapport gezondheidsraad voor bestrijding ziekenhuisinfecties en belang van preventie

1980-2017: werkgroep infectiepreventie = WIP –> nationale richtlijnen infectiepreventie voor zorginstellingen –> veel problemen oa financieel

2021: samenwerkingsverband richtlijnen infectiepreventie = SRI –> herziening bestaande richtlijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het doel van de richtlijnen?

A
  • preventie infecties in NL-zorginstellingen
  • Richting geven aan handelen in de praktijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke twee wetten zijn belangrijk bij de preventie van ZKH infecties?

A

Wkkgz = wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg:
- Verplicht zorgaanbieders om kwaliteit te geven = kwaliteitswet Zorginstellingen
- Toezicht door inspectie gezondheidszorg en jeugd = IGJ

Wet op publieke gezondheid:
- uitvoering door GGDs
- Organisatie openbare gezondheidszorg en bestrijding infectieziektecrisis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is belangrijk bij de implementatie van het beleid?

A

ELKE zorginstelling heeft een eigen afdeling infectiepreventie = IP
Voor:
- Beleid en protocollen obv bestaande (inter)nationale richtlijnen en literatuur
- Meet aantallen infecties
- Gevraagd en ongevraagd advies
- Uitbraak management
- Onderwijs

Daarbij heeft op de werkvloer de professional zelf een professionele verantwoordelijkheid –> indien geen gehoor binnen een organisatie dient hij/zij de verantwoordelijkheid terug te geven aan het ZKH-bestuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waardoor vindt er controle van de implementaties plaats?

A
  • IGJ: thematisch en incidenten
  • visitaties: intern en extern
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wie zijn er aansprakelijk voor de implementatie van IP?

A
  • raad v bestuur
  • BIG-geregistreerden (tuchtrecht)
  • Niet-BIG-geregistreerden (strafrecht)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de preventie van kolonisatie en infectie?

A

Preventie van kolonisatie: dat MO zich blijvend nestelt (lichaam patiënt)

Preventie van infectie: dat de aanwezigheid van een MO leidt tot een infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom hebben we AB-beleid en wat is hierbij belangrijk?

A

gericht op het voorkomen van resistentie en tevens adequaat behandelen van een (vermeende) infectie

A-team: evaluatie AB in het eigen ziekenhuis
–> ELK ziekenhuis heeft eigen A-team die dit doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe vaak komen nosocomiale infecties voor? Wat zijn dit en wanneer spreken we hiervan?

A

5-10% van de patienten

  • Tijdens of door verblijf in ziekenhuis
  • Causaal verband tussen verblijf en de infectie

Dus NIET indien de infectie VOOR de opname is ontstaan

WEL:
- na eerste 2 dagen (48h) na opname ontstaan
- of herleidbaar na een vorige opname of ingreep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarvan is het aantal nosocomiale infecties afhankelijk?

A
  • Afhankelijk ZKH (tertiair geeft groter risico) en land
  • Afhankelijk onderliggend lijden
  • Afhankelijk soort ingreep (bvb darmoperatie geeft meer kans)
  • Afhankelijk opnameduur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke soorten nosocomiale infecties komen het meest voor (op volgorde)?

A
  1. Postoperatieve wondinfecties
  2. OLWI (Pneumonie)
  3. Sepsis en bacteriemie
  4. UWI
  5. Infecties GI
  6. Huid en weke delen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de gevolgen van nosocomiale infecties?

A
  • Langere opname
  • Verhoogde mortaliteit
  • Hogere kosten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke twee varianten qua bron van nosocomiale infecties zijn er?

A
  1. Endogeen: vanuit eigen flora
    - vaak voorkomend –> normale commensalen
    - incidenteel: reactivatie latente infecties (TBC, Herpes zoster)
  2. Exogeen: besmetting in ZKH
    a) dode omgeving: legionella uit tapwater, oppervlakten, Aspergillus bij verbouwen
    b) levende omgeving: medewerkers, bezoekers, andere patienten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is belangrijk bij algemene maatregelen? Wat zijn het?

A

nemen we AlTIJD en zijn UNIVERSEEL
Voor iedere patient en zorgverlener ONGEACHT de diagnose!!

  • Persoonlijke hygiëne: haar in knot, korte nagels
  • Handhygiëne
  • Asepsisch werken: steriel houden van instrumenten
  • Decontaminatie: desinfectie

Momenten van hand hygiene:
1. Voor het aanraken van de patient
2. Voor een schone/aseptische procedure
3. na aanraking met lichaamsvloeistoffen
4. Na het aanraken van de patient
5. Na het aanraken van de omgeving van de patient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer nemen we algemene maatregelen?

A

Wanneer: elke (te verwachten) contact met muceuze membranen en/of lichaamsvloeistoffen ONGEACHT zichtbaar bloed

Uitzondering: zweet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke maatregelen zijn er naast de algemene nog meer?

A

Extra maatregelen:

Gebaseerd op transmissieroute en specifiek voor het type MO

Bij: patiënten die gedocumenteerde, vermoedelijke infectie of kolonisatie met een pathogeen hebben die extra maatregelen behoeven

Bvb: BRMO  resistentie voor gangbare AB (lastiger behandelen)  door selectie bij behandelen met AB

17
Q

Wat doen we vaak bij een patient bij opname?

A

Triage infectiepreventie: risico inschatting maken –> isolatie opname en kweken bij hoog risico

18
Q

Welke transmissies routes zijn er?

A
  1. Direct: direct contact of grote druppels (niezen: 1,5 m)
  2. indirect: Via tussenstap: voedsel, water, voorwerpen, oppervlakten, aerosolen (bvb TBC: kunnen verder komen dan 1,5)
    –> LET OP: Besmettelijk persoon hoeft niet aanwezig te zijn in de ruimte als aerosol in ruimte blijft zweven
19
Q

Hoe werkt transmissie via contact, druppels of aerogeen?

A
  1. contact: lichaam-lichaam contact of contact met gecontamineerd intermediar object
  2. Druppels:
    Door:
    - hoesten
    - spreken
    - niezen
    - uitzuigen bronchoscopie
    wat: versspreiding over korte afstand < 1,5 m
    Waar: depo op conjunctiva of mucosa
  3. Aerogeen:
    Door: airborne druppelkernen ≤ 5 um partikel rest van geevaporeerde druppels of stof
    Wat:
    - Blijft gesuspendeerd in de lucht voor langere tijd
    Afhankelijk van: luchtstromen: verspreiding over lange afstanden
20
Q

Wat zijn vier belangrijke port d’entree s?

A
  • Direct huidcontact
  • Via niet intacte huid: wonden, punctie
  • Mucosale membranen
  • Via de LW
21
Q

Welke extra maatregelen worden vaak gebruikt?

A

Bronisolatie: voor bescherming medewerkers en andere patiënten
1. Contact: eenpersoonskamer + schort en handschoenen (bvb EBSL, norovirus, clostridium)
2. Druppel: eenpersoonskamer + masker (penumokok, GAS, meningokok, bordetella)
3. Aerogeen: isolatiekamer met sluis + FFP2 masker (TBC, varicella, mazelen, aspergillus)
4. combinatie: strikt, isolatie kamer + handschoenen, masker, schort (bvb MRSA)

SLUIS: luchtstroom regulatie 00> onderdruk bij patiënt (negatief richting patiënt toe)

22
Q

Welke twee soorten isolatie zijn er?

A
  1. Beschermende isolatie: voor de patiënt –> bvb acute leukemie met lage weerstand (sluis en druk)
  2. Universele isolatie = beschermend + bron (bescherming patiënt en omgeving) –> sluis en druk
23
Q

Wat moet altijd worden gedaan bij beleid zoals IP?

A

Surveillance met
Meten, terugkoppelen, interventie en weer meten