Collectief Arbeidsrecht Flashcards

1
Q

De 2 lagen van vakbonden

A

Koepelorganisaties en vakbonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voorwaarden representativiteit van vakbond (of koepelorganisatie) (3)

A
  1. Intersectoraal zijn
  2. Nationaal zijn
  3. Zetelen in nationale arbeidsraad (→ minstens 125.000 leden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stuctuur WN-organisaties

A

2 lagen:

  1. Koepelorganisatie VBO: Verbond der Belgische Ondernemingen
  2. Professionele bonden per bedrijfstak (aangesloten bij VBO)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Soorten overleg (2)

A

Gestructureerd: binnen wettelijke organen

Ongestructureerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Functie PBO

A

= Publiekrechtelijke BedrijfsOrganisatie

→ regelt de sociale overlegorganen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Functie CRB

A

= Centrale Raad voor Bdrijfsleven

→ adviseert overheid over economische vraagstukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Functie NAR

A

= Nationale ArbeidsRaad

→ CAO’s sluiten en Oh adviseren over sociale vraagstukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Functie HRPBW

A

= Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk

→ welzijn van de werknemers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bevoegdheden PC (4)

A
= Paritair Comité
→ CAO's sluiten
→ Geschillen WG-WN oplossen/voorkomen
→ Advies geven aan OH, NAR of CRB
→ Wettelijke taken vervullen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Basisregel bevoegdheid PC

A

→ Alle WN’s van eenzelfde bedrijf behoren tot het PC van de hoofdactiviteit van de onderneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

PC bij o’ming met gelijkwaardige activiteiten of filialen

A

→ WN’s zullen onder verschillende PC’s vallen

→ PC-shoppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vanaf wanneer moet een o’ming een OR hebben?

A

Vanaf 100 WN’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

2 onderdelen van een OR

A
  1. WG-delegatie
  2. WN-vertegenwoordiging
    (2: verkozen en onderverdeeld in categorieën: werklieden, bedienden, jonge WN’s en kaderleden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Technische bedrijfseenheid

→ relevantie voor OR

A

= onderdeel van o’ming dat een zekere autonomie verworven heeft
→ het kan dat 2 of meer o’mingen 1 technische bedrijfseenheid vormen → WN’s worden opgeteld voor vereiste OR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vanaf wanneer moet een o’ming een CPBW hebben?

A

= Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk

→ vanaf 50 WN’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ontslagvergoeding van personeels-

en vakbondsafgevaardigden

A

Personeelsafgevaardigden: 2-8 jaar loon
Vakbondsafgevaardigden: max 1 jaar loon

17
Q

Bevoegdheden VakbondsAfvaardiging (3)

A
  1. Onderhandelen over CAO op ondernemingsniveau
  2. Optreden bij collectieve conflicten
  3. Toezien over overuren
18
Q

Klassieke vormen van sociale conflicten (2)

A
  1. Stakingen (incl. langzaamaanacties)

2. Lock-out (door WG’s)

19
Q

Beperkingen stakingsvrijheid volgens Europees Sociaal Handvest (4)

A
  1. Actie moet gaan over arbeidsvoorwaarden
  2. Gemengde professionele staking mogen, zuiver politieke stakingen niet
  3. Stakingen moeten gaan over een volgend CAO
  4. CAO kan stakingsrecht beperken