CiO thema 9 en 10 Flashcards
Contacthypothese
(interculturele contacten meer positief bij)
- wederzijdse afhankelijkheid en gezamenlijke doelen
- gelijke status
- normen gericht op gelijkheid
- intimiteit
- ontkrachten van stereotypen
Jim Joneses’ people’s temple
Jonestown collectieve zelfmoord actie
Werkloosheid minderheden
(factoren individueel niveau)
- economisch kapitaal (opleidingsniveau en werkervaring)
- sociaal kapitaal (wie ken je, sociale netwerk)
- cultureel kapitaal (ken je de culturele codes om een goede indruk te maken?)
Wie worden leiders?
op basis van
- persoonlijkheid (extraversie en openheid voor nieuwe ervaringen zijn belangrijk)
- intelligentie (leiders hebben vaker een iets hoger IQ, maar met name de sociale intelligentie en flexibiliteit zijn belangrijk, maar een leider moet niet een te grote intellectuele afstand hebben; Babbel effect)
- expertise en ervaring (leiders hebben meer en andere unieke eigenschappen
- participatie/communicatie (veel praten, ook al slaat het nergens op wat je zegt, verhoogt de kans om leider te worden omdat je betrokken bent bij de groep
- gewicht, lengte, leeftijd (vaak iets langer, iets ouder, niet te zwaar, gemiddeld maar net iets meer van alles)
- etniciteit (allochtoon/autochtoon, mensen die afwijken van de groep hebben minder kans om leider te zijn)
- sekse ( meestal mannen)
! voorspellend waarde gering, onderzoeken zijn pas achteraf gedaan
Attributietheorie
(betekenis)
mensen gaan op zoek naar verklaringen voor gedrag
Effectiviteit leiderschap
(sekse)
- soms negatiever reacties op vrouwen die invloed proberen uit te oefenen
- negatievere reacties op vrouwen met autocratische stijl
- vrouwen vaker effectievere leiders
- onderzoek: bij mannen vaker gelachen, bij vrouwen vaker gefronst
Transformationeel leiderschap
inspireert en bezielt, veelal gebaseerd op een gemeenschappelijke missie
Ting-Toomey & Chua (1988)
- direct vs indirect (in hoeverre het achterste van je tong laten zien?)
- uitgebreid vs beknopt (veel woorden en bloemrijk of to the point)
- persoonlijk vs contextueel (persoonlijke identiteit laten zien? eigen mening of die van je rol?)
- instrumenteel vs affectief (doelen vs relaties met anderen)
Interculturele communicatie
(belangrijke culturele verschillen)
- onzekerheidsvermijding
- aantrekkingskracht overeenkomsten (interacties zijn voorspelbaar als mensen op elkaar lijken)
- terror-management
Contacthypothese
Allport (1954)
contact kan in een aantal situaties leiden tot meer positieve interetnische attitudes
Transactioneel leiderschap
managementvaardigheden
Macht
(typen, RCLREI)
French & Raven (1959)
- reward (macht die je hebt om andere mensen te belonen)
- coercive (je kunt andere mensen straffen of dingen ontnemen)
- legitimate (macht die bij je status of rol hoort, je ervaart normen die bij rollen en groepen horen; je zult dus niet gehoorzaam zijn als het niet bij de normen van die rol past)
- referent (mensen vinden jou aantrekkelijk, willen erbij horen en door jou aardig gevonden worden, charisma)
- expert (kennis van dingen waar andere mensen minder kennis van hebben, andere vaardigheden)
- informational (macht omdat jij over informatie om communicatiemiddelen beschikt waar andere niet over beschikken, een strategische positie)
Uitoefenen van macht
(bilateraal vs unilateraal)
unilateraal
- eenrichtingsverkeer, bijv. ‘doe dit’
bilateraal
- onderhandelen
Reacties op macht
Kelman (1958)
- compliance (mensen gehoorzamen, maar je verandert jouw mening niet, je doet het uit angst voor de consequenties)
- identification (gehoorzamen, omdat je gelooft in die persoon die het opdraagt, je wilt erbij horen, identificeren)
- internalisatie (je gelooft in wat hij van je vraagt, je hebt dezelfde normen en opvatten geïnternaliseerd/overgenomen)
Shadid (1998)
(figuur)
zaken die van belang zijn bij interculturele communicatie
Sapir-Whorf hypothese
als je ergens geen woorden voor hebt bepaalt dat hoe je denkt
Stereotypen en vooroordelen
(ontstaan vanuit)
- behoefte aan positieve sociale identiteit
- persoonlijkheidskenmerken
- socialisatie
- sociale realiteit
- legitimatie status quo
- competitie
- vergroten gevoel eigenwaarden
Interculturele communicatie
(betekenis)
communicatie tussen twee of meer mensen die zichzelf als cultureel ‘anders’ zien en dit tot uiting brengen in de communicatie
Macht
(leiderschap)
- gericht op bereiken van groepsdoelen (belangrijkste functie
- gericht op beïnvloeding en motivatie (alleen functioneren als leiderschap aanvaart is en als de doelen worden aanvaart)
- niet per se formele rol (informele leiders, die bijv. meer bijdragen aan discussie, in elke groep is er een bepaalde vorm van leiderschap
Effectiviteit van leiderschap
(afhankelijk van)
- relatie leider-groep (in hoeverre wordt de leider gewaardeerd door de groep)
- taakstructuur (hoe ambigue of helder zijn de taken)
- positiemacht (sterk of zwak? in hoeverre beloning of straffen)
Fiedler’s contigency theory
(effectiviteit van leiders)
- veel leiders gaat ten koste van effectiviteit
- leiderschapsstijl ligt vast (elk persoon heeft eigen stijl)
- vaststellen d.m.v. Least Preferred Co-Worker Scale, LPC (schaal waarin mensen hun minst gewaardeerde collega moeten beschrijven, op basis daarvan wordt hun leiderschapsstijl vastgesteld)
- meer relatie georiënteerd (hoge LPC score)
- meer taak georiënteerd (lage LPC score)
Beeldvorming
(vormen van)
- stereotypen
- vooroordelen
- discriminatie
- racisme
Terror-management
Greenberg, Psyzczynski & Solomon (1990)
- cultuur voldoet aan alle fundamentele behoeftes
* zekerheid, voorspelbaarheid, controle van orde
* groepsgevoel
*betekenis voor bestaan