CiO thema 5 en 6 Flashcards
Groupthink
(risicofactoren, onderzoek)
- cohesie (vooral sociale cohesie)
- tijdsdruk
- leiderschapsstijl
Beslissingen
(variaties)
- bekendheid (programmed decissions vs non-programmed decissions)
- ambiguïteit (hoe helder is het probleem en de oorzaak)
- complexiteit (het probleem waar je mee te maken hebt varieert door de tijd heen, waardoor een oplossing ingewikkelder wordt)
- stabiliteit (in hoeverre verandert het probleem terwijl je de beslissing neemt)
- onomkeerbaarheid (je kan de beslissing niet terugdraaien)
- belang (voor wie, veel anderen of de persoon zelf)
- verantwoordelijkheid (een of meerdere personen)
- tijd en kosten
Rollen
(vormen)
- taakgerichte rollen (de taak die iemand in een groep heeft)
- relatiegerichte rollen (iemand die sociale processen op zich neemt)
- individuele rollen (karaktereigenschappen -> jezelf aanpassen in een groep)
Groupthink
(risicofactoren, Janis)
- sterke cohesie/ eenheid
- directief leiderschap (geeft al snel zijn mening en tollereert geen andere meningen)
- isolement
- stress en druk van buitenaf
- geen of te rigide protocollen (moet iedereen het eens zijn, of moet de meerderheid het eens zijn)
Escalation of commitment of sunk cost fallacy
(redenen)
- selectieve perceptie (neiging vast te houden aan verwachting, hoe neem je de werkelijkheid waar, alles wat in tegenspraak is met verwachting ontkennen)
- te veel geïnvesteerd (reputatie, zelfrechtvaardiging)
- gamblers’ fallacy
- hoge kosten als alles stopt (sunk cost)
Groepen
(toetreden)
- gepaard met onzekerheid en stress
- gevolgen voor hoe we communiceren
- nieuwkomers vaak banger om contacten aan te gaan
- socialisatie
Cohesie
(effecten)
- meer tevredenheid, meer betrokkenheid, minder uitstroom
- positieve relatie met productiviteit (bidirectioneel)
- relatie cohesie (productiviteit hangt ook af van normen en type cohesie)
- kan emotioneel meer van mensen vragen
- kan leiden tot meer vijandigheid
- druk om te conformeren
Rollen
(identificatie problemen)
- roldistantie (niet meer kunnen identificeren met een rol)
- roloveridentificatie (ongeacht de context altijd in die rol zitten, niet meer in staat te switchen tussen verschillende rollen)
Niet conformeren
(consequenties)
- veel communicatie
- straffen
- verstoting
Consensus
besluit nemen waarin de meeste mensen zich kunnen vinden
Veto recht
besluit kan alleen genomen worden als iedereen het ermee eens is
Sociale cohesie
in hoeverre vind je de personen en de groep aantrekkelijk
Groepen
(betekenis)
2 of meer individuen die met elkaar verbonden zijn via sociale relaties
Groepsbesluitvorming
(voordelen)
- meer informatie beschikbaar
- cross-cueing (andere mensen kunnen je op ideeën brengen of bij informatie laten komen)
- transactive memory system ( je kunt informatie wegzetten bij verschillende leden waardoor meer informatie opgeslagen wordt, er is altijd wel iemand die het onthoudt)
- betere verwerking van informatie
- grotere verbondenheid met legitimiteit van een beslissing
Brainstormen
(symptomen)
- niet te grote groep (5 - 7)
- kwantiteit ideeën staat voorop
- wilde ideeën gewaardeerd
- kritiek verboden
- piggyback ideas (als je er op voor kan borduren, als uitgangspunt)
Taakcohesie
gevoel als groep dat je met z’n alle het doel kunt behalen (collective efficacy)
Groepen
(in organisaties)
- functionele groepen (organisatiestructuur, duidelijke taakverdeling etc.)
- taakgroepen (bewust opgezet, tijdelijk, duidelijke taakverdeling etc.)
- informele groepen (tussen mensen, niet in het leven geroepen, belangrijke rol voor de sfeer in een organisatie, belangen gemeen en
vriendschap)
Gehoorzaamheid
(vormen)
- compliance (je weet dat de ander het fout heeft, maar je bent bang voor sancties of je wilt een positieve beloning)
- identification (je identificeert je met die persoon, jij wilt net zo zijn, je gelooft ze)
- internalization (je gelooft echt in wat je ziet)
Groepen
(reactie op nieuwkomers)
geneigd rituelen voor nieuwkomers te verzinnen
- symbolisch (symboliseert nieuwe fase in je leven)
- apprenticeship (maakt jou bekend met de omgangsvormen in de groep)
- loyaliteit kweken (positief logisch, maar ook negatief door cognitieve dissonantie)
negatieve inwijdingen kunnen grotere betrokkenheid creëren
Groepsbesluitvorming
(nadelen)
- blokkeren van ideeën (procesdysfunctie)
- evaluation apprehension (bang dat je negatief wordt beoordeeld)
- free rider effect/ social loafing
- tijdverspilling en meningsverschillen
- social matching effect (je input afstemmen op de hoeveelheid input die anderen leveren)
- illusion of productivity (omdat je ergens mee bezig bent, denk je dat je goed bezig bent, terwijl je misschien nog niks hebt bereikt)
- decisional avoidance
- sociale disfuncties
- extremere besluiten (groupthink of polarisatie)
Groepsnormen
(betekenis)
de verwachtingen m.b.t. gepast en ongepast gedrag, waaraan groepsleden zich dienen te houden (vb. taak, omgang, uiterlijk). Zodra je mensen in een groep bij elkaar zet, zullen ze normen gaan ontwikkelen
Sociale identiteit
(aspecten)
- cognitief (bewust zijn van het feit dat je in een groep zit)
- affectief (hoe voel je je over je lidmaatschap bij een groep)
- evuluatief (eigen groep vergelijken met andere groep en de vergelijking goed laten uitkomen voor eigen groep)
Groupthink
(symptomen)
- overschatting waarde eigen groep (illusie onkwetsbaarheid, illusie moraliteit)
- closed-mindness (groepen zijn niet meer in staat om informatie op te nemen die misschien laten zien dat het idee toch niet zo goed is, rationalisatie, stereotype beeld tegenstanders)
- druk om zich aan te passen aan de heersende mening ( direct: zelf-censuur, bang om de enige te zijn met een afwijkende mening;
indirect: mindguards, ervoor zorgen wie aan het woord is, wie niet mag spreken, wie het langst mag spreken enz.)