CiO thema 11 Flashcards

1
Q

Emoties en stress
(op werk)

A
  • baankenmerken (werkdruk, omstandigheden, uren, technologie, gevaar, gebrek aan controle)
  • rollen (ambiguïteit, conflict, overload, verantwoordelijkheid)
  • relaties (leidinggevenden, collega’s, ondergeschikten)
  • loopbaan (onzekerheid, promotie)
  • organisatie (communicatie, cultuur, leiderschap, macht)
  • thuis-werk relaties (o.a. conflict rollen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Emoties en hersenen
(figuur)

A

Alle delen in de gouden ringen zorgen samen voor onze emoties

  • amygdala sterk bij vleesreacties
  • cingulate gyrus speelt rol bij beloningssysteem
  • thalamus is de filter en verwerker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Emotionele intelligentie
(betekenis)

A

in hoeverre je om kunt gaan met emoties van jezelf en van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Emoties in organisaties
(reguleren, onder normalizing)

A
  • diffusing (emoties laten vervliegen)
    dissipate emotion: eroverheen praten, laten zien dat het niet veel ruimte heeft

weaken impact: afzwakken/ excuses aanbieden

  • reframing (emoties in een ander daglicht zetten)
    perspective: handelingen op een andere manier kaderen

perception: jezelf op een andere manier definiëren

  • adaption (aanpassen aan emoties in organisatie)
    habituation: gewend raken aan handelingen die bij dat werk horen, waardoor het geen emoties oproept

desensitization: procedure waarbij je langzaam gewend raakt

  • ritualism (protocollen waardoor mensen transformeren)
    sense of control: controle over het dagelijkse leven geven door mensen in het dagelijkse te betrekken

momentum of means: protocollen die vooraf helpen voor de overgang naar een complexe handeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Emoties en hersenen
(amygdala)

A

gevoelsleven van ons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Emoties
(motieven om te uiten)

A
  • relatiegericht (bijv. vrouwen zijn meer geneigd om verdriet en angst te laten zien om relaties met anderen te versterken)
  • instrumenteel (bijv. mannen zijn meer geneigd om boosheid te laten zien om controle te krijgen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Omgang met emoties
(cross-culturele verschillen)

A
  • woorden in verschillende talen niet equivalent
  • cultuur van invloed op welke gebeurtenissen emoties oproepen
  • cultuur van invloed op welke emoties men nastreeft
  • cultuur van invloed op reactie op emoties
  • culturele normen hebben invloed op het uiten van emoties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Emoties
(primair en secundair)

A
  • primaire emoties: verdrietig, boos
  • secundaire emoties: je kunt erop reflecteren (erover nadenken), nieuwsgierig, schaamte, schuld
    meer aangeleerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Emoties in organisaties
(reguleren, tabel)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Emoties
(waarneming routes)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Emoties in organisaties
(reguleren, bovenste 4)

A
  • neutralizing (emoties zo veel mogelijk voorkomen)
  • buffering (emoties ophakken in verschillende stukken, zodat het primaire proces door kan gaan)
  • prescribing (normen over wat je wel en niet mag laten zien)
  • normalizing (emoties een plek geven in je dagelijkse werkzaamheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dispositional affect
(in organisatie)

A
  • stress, oordeelsvorming, interpersoonlijk contact, leiderschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Emotionele intelligentie
(aspecten)

A
  • zelfinzicht (weet je welke emoties je op een bepaald moment ervaart?)
  • zelfregulatie (emoties vormgeven)
  • motivatie (impulsen controleren)
  • empathie (vermogen om je in anderen in te leven)
  • sociale vaardigheden (in hoeverre communiceer je je eigen emoties en hoe ga je met de emoties van anderen om)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Emotie
(aspecten)

A
  • subjectief (cognitief, waarnemen, je krijgt er ook gevoelens bij)
  • fysiologisch (activiteit zenuwstelsel en hormonale systemen)
  • sociaal (communicatief)
  • functioneel (actie ondernemen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Mood
(in organisatie)

A
  • omgang met informatie, oordeelsvorming, samenwerking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Emoties en hersenen
(hersenstam)

A
  • eerste hersendeel dat emoties ontwikkeld (vooral via reuk)
  • oudste deel en werd steeds verder uitgebreid tot de hersenen die we nu hebben
17
Q

Stress
(afh. van)

A
  • perceptie van stressoren (hoe wij iets labelen is erg afhankelijk van of we het stressvol vinden)
  • emotional of social contagion (gevoelige stemming van andere mensen)
  • sociale netwerken (die weer afhankelijk zijn van interpersoonlijke vaardigheden als extraversie, humor en depressie)
18
Q

Facial feedback theory

A
  • spieren aanspannen die bij een emotie horen, waardoor je die emotie kunt gaan voelen
  • deze effecten zijn niet altijd goed repliceerbaar, dus onduidelijk of het klopt
19
Q

Emoties
(in organisaties)

A
  • cohesie
  • betrokkenheid
  • prestaties
  • macht
20
Q

Emoties
(soorten)

A

vaak omschreven in dichotomieën (2 uitersten, een tegenstelling)

  • adaptief vs maladaptief (helpen de emoties je, en ga je je daardoor extra inzetten of krijg je stress en kun je je niet meer concentreren)
  • actief vs passief (emoties manager, hoe ga je er mee om?)
  • bewust vs onbewust (je kunt je wel of niet bewust zijn van je emoties)
  • positief vs negatief (trots/blij tegenover boos/bang)
21
Q

Dispositional affect
(betekenis)

A

aanleg van mensen om de wereld om hen heen meer positief of negatief te zien

22
Q

Emoties en hersenen
(neo cortex)

A

denken en bewustzijn (bij mensen groter dan bij dieren)

23
Q

Primary caretaker hypothesis

A
  • baby’s kunnen niet communiceren dus moet je goed emoties kunnen herkennen
  • vrouwen zorgen van origine meer voor kinderen, dus ze zijn sneller in het herkennen van emoties, maar niet per se beter
24
Q

Mood
(betekenis)

A

duurt langer dan emotie, kan ontstaan zonder concreet identificeerbare aanleiding, kan onbewust zijn

25
Q

Emotie
(betekenis)

A

een plotselinge reactie van ons hele organisme op een prikkel

26
Q

Lazurus & Folkman (1984)
(fases van stress)

A

appraisel: beoordelen, bedreigend?
eustress: positieve vorm van stress, je gaat beter presteren
disstress: belemmerend, je gaat slechter presteren