Chemische processen Flashcards

1
Q

Additiereactie

A

Reactie waarbij een molecuul zich bindt aan een molecuul met een C-keten met daarin een dubbele of drievoudige binding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Base

A

Een deeltje dat H+ ionen kan opnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Condenseren

A

De faseovergang waarbij een stof van de gasvormige fase in de vloeibare fase overgaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Elektrochemische cel

A

Een stroombron die stroom kan leveren als resultaat van een redoxreactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Elektrolyt

A

Vloeistof die ionen bevat, en gebruikt wordt om de stroomkring in een elektrochemische cel te sluiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Halfreactie

A

Helft van een redoxreactie, waarin het afstaan of opnemen van de elektronen wordt aangegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Oxidator

A

Deeltje dat (in een redoxreactie) elektronen opneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

pH-waarde

A

Waarde die aangeeft hoe zuur of basisch een oplossing is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Reactievergelijking

A

Schematische weergave van een reactie waarin de stoffen met formules worden aangegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Redoxreactie

A

De reactie tussen een reductor en een oxidator, waarbij elektronen worden overgedragen van de reductor naar de oxidator.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Reductor

A

Deeltje dat (in een redoxreactie) elektronen afstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Smelten

A

De faseovergang waarbij een stof van de vaste fase in de vloeibare fase overgaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sterk zuur

A

Een zuur dat volledig ioniseert in water, en waarbij alle H+-ionen worden afgesplitst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sterke base

A

Een base die in een waterige oplossing volledig H+ opneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stollen

A

De faseovergang waarbij een stof van de vaste fase in de vloeibare fase overgaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Substitutiereactie

A

Een reactie waarbij een atoomgroep (meestal gekoppeld aan een C-keten) wordt vervangen door een ander atoom of groep.

17
Q

Verdampen

A

De faseovergang waarbij een stof van de vloeibare fase in de gasvormige fase overgaat.

18
Q

Zuur

A

Een deeltje dat H+ ionen af kan staan.

19
Q

Zuur-base reactie

A

De reactie tussen een zuur en een base waarbij H+-ionen worden overgedragen van het zuur naar de base.

20
Q

Zwak zuur

A

Een zuur dat in water gedeeltelijk ioniseert, en waarbij niet alle H+-ionen worden afgesplitst.

21
Q

Zwakke base

A

Een base die in een waterige oplossing gedeeltelijk H+ opneemt.