chemie Flashcards

1
Q

samengesteld stof

A

kan verder ontleed worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

enkelvoudig stof

A

kan niet verder ontleed worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

analyse

A

samengesteld stof omgezet in een eenvoudigere stof (chemisch reactie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

eletroklyse

A

ontleding et elektrische energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

thermolyse

A

ontleding met warmte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

fotolyse

A

ontleding met licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

synthese

A

stoffen verbinden tot een complexere stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

element= (synoniem)

A

atoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

voorwerp opgebouwd uit

A

stof(fen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

materie kan een … en een .. zijn

A

mengsel en zuivere stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

atoommodel

A

voorstelling v/d werkelijkheid op wetenschappelijke waarnemingen, niet letterlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

atoommodel dynamisch

A

aanpassen zich a/d inzichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

dalton

A

-atomen: onzichtbaar klein
-bolvormig
-massief + ondeelbaar
-specifieke massa/grootte voor elk element

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

thomson

A

-massief
-+ geleiachtig massa (volledig atoom)
-elektronen op de buitenkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

rutherford

A

-kern: massief en +
-ijle ruimte rond de kern met elektronen
-elektrisch neutraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bohr

A

-kern: massief p+
-schillen e-
-elektrisch neutraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

chadwick

A

-kern: meer p+ en n° = massa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hedendaagse atoommodel

A

bohr-rutherford

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

atoomnummer

A

Z (aantal p+ en n°)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

atoomnummer .. te vinden

A

links bovenaan PSE-element

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

massagetal

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

formule massagetal

A

A=Z+n°

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

neutronen berekenen

A

n°=A-Z

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

hoeveel weegt een p+/n°

A

1 unit (u)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

e- massa

A

ong. 0 (verwaarloosbaar klein)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

schilverdeling(cijfers)

A

2/8/18/32/32/18/8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

schilverdeling (letters)

A

K/L/M/N/O/P/Q

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

doublet

A

twee elektronen samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

edelgasconfiguratie/octetstructuur (duetstructuur voor…)

A

buitenste schil gevuld

H & He

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

lewisstructuur

A

doublet : -
ongepaard e- : .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

PSE van L naar R +…

A

1 (atoommassa daalt omdat die element in die groep moet door hun eigenschap)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

rijen

A

groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

kolommen

A

perioden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

hoeveel a-groepen

A

8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

synoniem v/d a-groepen

A

hoofdgroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

hoeveel b-groepen

A

10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

synoniemen v/d b-groepen

A

overgangselementen/nevengroepen/nevenelementen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

zeldzame aarden + de twee namen

A

elementen die ertussen moesten, omdat ze later werden ontdekt + lanthaniden en actiniden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

naam Ia

A

alkalimetalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

naam IIa

A

aardalkalimetalen

41
Q

naam IIIa

A

aardmetalen

42
Q

naam IVa

A

koolstofgroep

43
Q

naam Va

A

stikstofgroep

44
Q

naam VIa

A

zuurstofgroep

45
Q

naam VIIa

A

halogenen

46
Q

naam VIIIa

A

edelgassen/nulgroepen

47
Q

transuranen

A

atoomnummer > 92
–> instabiel & radioactief

48
Q

octetstructuur bereiken

A

door met elektronen te handelen, dan worden ze een ion en zijn ze geen atoom meer

49
Q

lading v/e anion

A

-

50
Q

lading v/e kation

A

+

51
Q

elektronegativiteit

A

atoom streeft naar extra elektronen opnemen

52
Q

legeren vb

A

bronze: niet altijd zuiver, soms andere metalen om de eigenschappen te verbeteren

53
Q

galvaniseren

A

metaal bedekt met een andere laag metaal

54
Q

binding

A

verbind twee atomen

55
Q

verbinding

A

stof zelf

56
Q

M+M

A

metaalbinding, metaalverbinding

57
Q

NM+M

A

covalente binding, ionaire verbinding

58
Q

NM+NM

A

atoombinding, molecuul

59
Q

vorming naam M-ion

A

naam+ion

60
Q

vorming naam NM-ion

A

naam+ion+ide

61
Q

vorming naam stikstof

A

nitride-ion

62
Q

vorming naam zuurstofgas

A

oxide-ion

63
Q

vorming naam zwavel

A

sulfide-ion

64
Q

formule-eenheid met calcium en zuurstofgas (NM+M)

A

Ca2+ en O2- =(kruisen) CaO

65
Q

structuurformule met waterstof (M+M)

A

H. en H. –> H-H

66
Q

molecuulformule met 8 koolstofatomen, 4 waterstofatomen, 1 stikstof en 2 zuurstofatomen
(regel) (NM+NM)

A

C8 H4 N O2
(C, H, alfabetisch naar symbool kijken)

67
Q

hoe sterk is een metaalbinding

A

heel sterk

68
Q

elektropositief

A

geven e- af

69
Q

metaalrooster

A

M-ionen stoten elkaar niet af dankzij e- die vrij bewegend zijn

70
Q

molecuulrooster

A

2 bolletjes op een snijpunt

71
Q

atoomrooster

A

1 bolletje op een snijpunt

72
Q

ion voor metalen

A

symbool

73
Q

hoe moet je weten of het over een metaal-ion of atoom gaat

A

context

74
Q

chemisch proces

A

ontstaan nieuwe stoffen

75
Q

fysisch proces

A

aanwezige stoffen veranderen

76
Q

verbrandingsreactie

A

reactie tussen een stof en O2 –> vorming oxide

77
Q

3 nodige voor verbrandingsreactie

A

brandstof, O2 en verbrandingstemperatuur

78
Q

reactievergelijking

A

atomen herschikt om een nieuwe stof te vormen, genoteerd met een –>

79
Q

2 Mg en O2 –> 2 MgO (geef index, coëfficiënt, reagentia en reactieproduct)

A

eerste 2: coëfficiënt
2 onder de O: index
2 Mg en O2: reagentia
2 MgO: reactieproduct

80
Q

de wet van behoud van atomen

A

de atomen worden alleen herschikt om een nieuwe stof te maken. geen atomen verdwijnen en geen atomen komen bij

81
Q

wet van Lavoisier/behoud van massa

A

de totale massa voor een na een chemische reactie is gelijk

82
Q

chemische energie, symbool en eenheid

A

de energie die een chemische stof bevat
symbool: E
eenheid/ J (joule)

83
Q

exo-energetische reactie

A

energie vrijgekomen, minder chemische energie dan reagentia

84
Q

endo-energetische reactie

A

energie opgenomen, meer chemische energie dan reagentia

85
Q

exotherme reactie

A

warmte vrijgekomen

86
Q

endotherme reactie

A

warmte opgenomen

87
Q

formule water

A

H2O

88
Q

formule zuurstofgas

A

O2

89
Q

formule
waterstofgas

A

H2

90
Q

stikstofgas

A

N2

91
Q

koolstofdioxide

A

CO2

92
Q

koolstofmonoxide

A

CO

93
Q

waarom zijn metalen meestal een + ion?

A

ze hebben weinig e-, makkelijker om weg te geven

94
Q

waarom zijn niet-metalen meestal een - ion?

A

ze hebben veel e-, makkelijker om op te nemen

95
Q

relatieve atoommassa eenheid + berekenwerk

A

eenheid: unit (u)
berekenwerk: p+ + n°

96
Q

absolute atoommassa
eenheid + berekenwerk

A

eenheid: kilogram (kg)
berekenwerk: relatieve.1,66.(tien tot de -27ste) kg/unit = … unit

97
Q

gemiddelde atoommassa terugvinden

A

kommagetal onder elk naam v/e symbool (afronden op eenheden)

98
Q
A