Chapter 7 Flashcards

1
Q

Aanleiding

A

De reden waarom je gaat observeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Categorieenmethode

A

Gedrag dat op elkaar lijkt wordt samengevoegd in categorieën en opgenomen in een observatiefomulier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Checklist

A

Observatielijst met veel verschillende gedetailleerd gedrag dat afgevinkt kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Interpreteren

A

Betekenis geven aan het gedrag dat je hebt geobserveerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Intervalobservatie

A

Een observatie waarbij je met tussenpozen waarneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kindvolgsysteem

A

Afwijkingen van een normale ontwikkeling kun je herkennen door een kindvolgsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kwantitatief observeren

A

Je telt hoe vaak het specifieke gedrag voorkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kwalitatief observeren

A

Je beschrijft hoe het het gedrag van een kind in een specifieke situatie verloopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Logboek

A

Als gedrag steeds in een specifieke situatie voorkomt, kan dat worden bijgehouden op datum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Methodisch observeren

A

Observeren volgens een vast stappenplan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Observeren

A

Observeren is bewust, met een gericht doel en objectief waarnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Objectief observeren

A

Het opschrijven van feiten zonder meningen, interpretaties en gedachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ouderbetrokkenheid

A

Alle ouders van de groep betrek je bij activiteiten en dagelijkse uitwisseling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Projectie

A

Gedrag of eigenschappen van jezelf herkennen bij een ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Rapporteren

A

Alles wat je hebt genoteerd bij je observatie schijf je in een verslag dat je doorgeeft aan bijv. collega’s, ouders en zorgteam op school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Selectieve waarneming

A

Opvallend gedrag zien of zoeken vanuit je verwachtingen en ervaring.

17
Q

s

A