chapitre 5 Flashcards
marchand
de koopman
ville
de stad
centre
het centrum
membre
het lid (leden)
commerçant
de handelaar , handelaren, handelaars
souverain
de landsheer
bateau
het schip
mer
de zee, zeen
colonie
de kolonie
relation
de relatie
le mur de la ville
de stadsmuur
la maison du marchand
het koopmanshuis
obstacle du commerce
de handel belemmening
lieu de réserve
de opslagplaats
commerce de la mer baltique
de oostzeehandel
auord de coopération
het samenwerkingverbound
ville de commerce
de handelstad
alliance des villes
het stedenverbond
etre membre de
maken deel uit van/ zijn lid van
propére
welvarend/ heel rijk
à l’origine
oorspronbelijk
commerçant
kooplieden
négocier
dreken handelin
diminuer
drukken
s’armer
zich wapenen
caprices
grillen
barrières douanières
handelsbelemmeningen
aplanir
beslechten
commercé
gehandeld
grandir
groeiden
s’épanouir
bloeiden
grande importance
groot belang