chap 1 Flashcards
le temple
de tempel
le batiment
het gebouw
dédier
gewijg
l’exercice
de uitoefening
la religion
godsdienst
place forte
het fort
place forte
het fort
fermer
sluite, sloten , gesloten
la forteresse
de vesting
unique
uitsleuitend
occupation
de bezetting
l’arene
de arena
combat de gladiator
de gladiatorengevecht
tenir
houden
tribu
de stam
groupe de personne
de volkerengroep
commun
gemeenschapelijk
apparenté
verwant
langue
de taal
piéce
de munt
piéce de monnaie
het stuk geld
se révolter
in opstand komen
s’opposer
zich verzetten
autorité
het gezag
casque
de helm
chapeau
het hoofddeksel
tête
het hoofd
protéger
beschermen
castelllum
het castellum
romain
romeins
camp
het legerkamp
armée
het leger
souvent
vaak
frontière de l’empire
de rijksgrens
être étendu
liggen lagen gelegen
dieu
de god
surhumain
bovenmenselijk
puissant
machtig
être
het wezen
armée
het leger
puissant
machtig
guerre
oorlog
diriger
voeren
conquérir
veroveren
force/ violence
het geweld
obtenir
het geweld
sacrifier
offeren
offrir
opdragen
déterrer
de opgraving
le sol
de grond
aller chercher
halen
cacher
verborgen
chose
de zaak
protéger
verdedigen
sacrifier
opoferen
rester
blijven, bleef (bleven), gebleven
venir
komen, kwamen gekomen
perdre
verliezen, verloor (verlooren), verloren
casser
breken, broken gebroken
trouver
vinden, vonden, gevonden
marcher
lopen liepen, gelopen
laisser
laten, lieten, gelaten
se lever
verrijzen, verrees (verrezen), verrezen
prendre
nemen, namen, genamen
empire
het rijk
armé de défense
het verdedigeng swapen
la ferme
de vorm
plat
plat
courbe
gebogen
disque
de schijf
bois
het hout
métal
het metaal
barbare
onbeschaajg
amical
vriewdschappelijk
poste de garde
de wachtpost
unité
de legerafdeling
camp
de legerkamp
souverain
de heerser(es)
porter
droegen, dragen
invasion
de inval
descendre de
afstammen
envahir
envallen
bataille
het gewecht
se battre
vechten
rester
overblijven
puissance mondiale
de wereldmacht
alors
toen
attaque
de aanval
le marché
de markt
agriculture
landbouw
à l’origine
oorspronkelijk
avoir peur de
bang zijn voor
se lier d’amitié avec
vriendschap sluiten
la révolte
de opstand
sous la direction de
onder leiding van
perdre
verliezen, verlooren, verloren
accuser
beshuldigen
trahison
het verraad
la lutte
de strijd
abandonner
opgeven
vouloir
wiellen, wouden, wilden
pouvoir
kunnen, konden
devoir
moeten moesten
pouvoir
mogen, machten
etre debout
staan, stonden, gestaan