Casus 1 Flashcards
Schaarste
(= de spanning tussen onbegrensde behoeften en begrensde mogelijkheden om in behoeften te voorzien)
Economie
(= wetenschap waarin de efficiënte allocatie van schaarse middelen centraal staat)
Gezondheidseconomie
(= deelgebied van de economische wetenschap gericht op een
efficiënte allocatie van schaarse middelen met betrekking tot zorg, gezondheid en
verzekeringen)
Economie van de gezondheidszorg
(= gezondheidseconomie)
Collectieve uitgaven gezondheidszorg
(= totale uitgaven gezondheidszorg)
Macro-economie
(= houdt zich bezig met de economie als geheel)
Totale vraag
(= totale hoeveelheid uitgaven in de economie)
Geaggregeerd aanbod
(= totale nationale output van goederen en diensten)
Inflatie
(= algemene stijging van het prijsniveau in de hele economie)
Betalingsbalanstekorten
(= er is een overschot van import ten opzichte van de export)
Micro-economie
(= houdt zich bezig met de afzonderlijke delen van de economie)
Geplande economie
(= alle economische beslissingen worden door de overheid genomen)
Vrijemarkteconomie
(= alle economische beslissingen worden door individuelen en bedrijven
genomen)
Prijsmechanisme
(= prijzen reageren op tekorten en overschotten)
Equity
(= gaat over de verdeling van baten)