C1 Gastro-enterologie A Flashcards

1
Q

Retroperitoneale organen en structuren

A
  • nieren (+ bijnieren)
  • pancreas
  • duodenum
  • rectum
  • grote vaten (vena cava inferior + aorta)
  • colon ascendens en descendens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Diverticulitis en divertikels

A

diverticulitis = ontsteking van divertikels.
Divertikels = uitstulpingen van maag-darmkanaal (meestal dikke darm). Dit gebeurd op zwakke punten in de wand, meestal waar de bloedvaten naar het mucosa gaan. Hier komt dan de binnenwand naar buiten wat zorgt voor een blaas aan de buitenkant van het zwak weefsel.
Hier gaat vaak ontlasting in zitten, wat leidt tot ontstekingen.
Dit kan leiden tot fistelvorming.

Meckels divertikel -> divertikel dunne darm (aangeboren), restant tussen navel en darm. Meestal asymptomatisch, wanneer wel klachten: bloeding, darmafsluiting of ontsteking.
Kan soms ileumslijmvlies of maagslijmvlies bevatten (-> peptische ulcera)

Zenker divertikel -> divertikel in oesophagus (multifactorieel). In principe onschuldig, bij grote divertikel kleine kans op perforatie. Klachten: vooral bij groter worden: slikklachten, globusgevoel, slechte adem, heesheid, infectie luchtwegen en passageklachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fistel

A

= met epitheel bekleed kanaal tussen twee organen of naar buiten (huid)
- chronische situatie
- vanwege ontstaan epitheel niet zo maar vanzelf dicht.
Acute fase vooraf: ontsteking (bijv. diverticulitis)

Behandeling: operatie -> openleggen fistel

Bij perianale fistel loopt deze vaak door de sluitspier van de anus, deze wordt dan ook doorgenomen en opengelegd.
De operatiewond wordt opengelaten en geneest spontaan in de loop van een paar weken.

Bij ingewikkelde fistels –> verschuivingsplastiek -> slijmvlies van de darm wordt over de opening vast gehecht.
Bij onrustig operatiegebied kan chirurg besluiten een tijdelijk draadje (seton) door de fistel te leggen om deze goed open te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Morbus Hirschsprung

A

Aangeboren afwijking: Segment vd dikke darm heeft geen zenuwen -> beweegt niet goed -> proximaal daarvan gaat de darm uitzetten.

  • veroorzaakt ernstige obstipatie, meestal direct na de geboorte soms ook weken/maanden later.
  • vanwege obstipatie: opgezette buik, verminderde eetlust.
  • klep van Bauhin is vaak inefficient (terugslagklep tussen colon en ileum).

Behandeling: operatie waarbij resectie van het deel van de darm zonder zenuwen

Beeld vooral afhankelijk van grootte/hoeveelheid segmenten met Hischsprung

Risico op dehydratie vanwege de grote hoeveelheid vocht in de stilstaande darm.

Beeldvorming: X-coloninloop is gouden standaard maar hoge stralingsbelasting. Gewone BOZ-X minder straling.

Bewijzen diagnose: afwezigheid ganglioncellen in diepe rectumbiopten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gastro oesofageale reflux

A

= terugkomen van maaginhoud in de slokdarm (en keel)
klachten: eventueel pijnklachten in de bovenbuik, misselijkheid, braken, een opgeblazen gevoel en/of snelle verzadiging.

Behandeling: 
niet medicamenteus:
- verandering voedingspatroon
- slaaphouding met hoofdeinde omhoog (maag ligt lager dan de slokdarm)
- geen gebruik NSAID's
- stoppen met roken
- verminderen van overgewicht

medicamenteus:
- start antacidum of sucralfaat (antacidum: antagel, gastilox, maalox)

  • bij niet genoeg werking: schakel over op een H2-receptorantagonist: famotidine
    Bij voldoende effect: afbouwen evt. met antacidum
  • bij onvoldoende effect: overschakelen op protonpompremmer (omeprazol, pantoprazol)
    Bij voldoende effect: afbouwen evt. met antacidum
  • bij onvoldeonde effect: verhoging dosis protonprompremmer
    Bij voldoende effect: afbouwen evt. met antacidum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Variocele

A

= spatader van de vena spermatica
Meestal of li of beide vanwege een hogere weerstand li. Wanneer alleen rechts aanwezig -> alarmsymptoom testiscarcinoom.

Venen testikels

  • li mondt uit in de niervenen –> hogere druk
  • rechts mondt uit in de aorta
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hernia

definitie, veelvoorkomende plekken, belangrijke aspecten, therapie

A

= breuk in de buikwand. De bobbel buiten het lichaam is de breuk. In de breuk zit de breukzak (peritoneum). In de breukzak zit de breukinhoud. De breukpoort is de daadwerkelijke opening.

Breukinhoud:
reponibel –> de inhoud is terug te duwen –> breukinhoud loopt geen gevaar
irreponibel = geincarcereerd = beklemd –> geklemd in breukzak –> kan nog bloed krijgen
Irreponibel kan gestranguleerd zijn –> gestoorde doorbloeding –> breukinhoud kan gaan afsterven –> groot risico!

Hernia umbilicalis = navelbreuk –> duidelijke bolling van de navel
hernia epigastrica -> defect iets hoger in de buik, meestal gevuld met vet. Eerste wat erachter ligt is omentum majus -> vet gaat dood –> littekenvormin –> probleem opgelost

Liesbreuken: van naturen een zwakke plek

  • hernia inguinalis lateralis
  • hernia inguinalis medialis
  • hernia femoralis

Littekenbreuk –> door zwakte vh weefsel om/in het litteken waardoor in het litteken een breuk wordt gevormd

Recidief breuk –> dit is een litteken breuk want er is geopereerd en niet meer de oorspronkelijke breuk

Therapie:

  • expectatief
  • primair sluiten: hechtingen
  • plastiek met lichaamseigen materiaal
  • plastiek met kunststof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hernia umbicalis

A

= navelbreuk -> duidelijke uitbolling van de navel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hernia epigastrica

A

defect in de bovenbuik –> meestal zit er vet in. Erachter ligt het omentum majus –> vet gaat dood –> littekenvormin –> probleem opgelost

onschuldig maar extreem pijnlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Liesbreuken

A

hernia inguinalis lateralis (indirecta)-> lateraal van a. epigastrica inferior en gelegen boven lig. inguinale. Vooral bij jonge jongetjes
Hernia inguinalis medialis (directa)-> mediaal van a. epigastrica inferior en boven lig. inguinale. Vooral bij oudere mannen.
Hernia femoralis –> onder lig. iguinalis vooral bij vrouwen.

Ligamentum Inguinale loopt van SIAS naar tuberculum pubicum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

littekenbreuk

A

Door zwakte van het weefsel om/in het litteken wordt er een breuk gevormd in het litteken

Recidief breuk is ook een litteken breuk. Er is aan geopereerd en niet meer de oorspronkelijke breuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Adhesies

A

= verklevingen (bij 85 van geopereerde buiken), zijn bindweefselstrengen die zorgen dat structuren die niet aan elkaar horen te zitten toch met elkaar verbinden. Meestal onschuldig maar kan zorgen voor inwendige herniatie.

Dit kan ook een mechanische ileus veroorzaken –> de darm kan door adhesies dichtgedrukt worde. Darminhoud kan dan niet passeren –> gaat heel hard bewegen om de inhoud door de beklemming te krijgen –> koliekpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

sentinel loop

A

Als de darm afgesloten zit aan twee kanten (proximaal en distaal) –> loopt vol met vocht –> stijging intraluminale druk –> intraluminale druk > veneuze druk –> bloed kan er niet meer uit en in –> necrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ulcusbloeding

A

zweren komen meest frequent voor in de maag. Vaak afkomstig uit de a. gastroduodenale. Twee vaten komen hierop uit: truncus coeliacus en a. mesenterica superior -> twee kanten bloed, dus niet direct probleem bij afsluiten van een vat.

Risicofactoren

  • NSAID, NOAC’s, SSRI
  • H. pylori voor een ulcus duodeni –> immunohistochemie om aan te tonen
  • roken, erfelijkheid, alcohol, stress en erfelijkheid

Stabiliseren als patiënt hemodynamisch instabiel is. Daarna PPI geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Meleana

A

= plakkerige, donkere ontlasting die je krijgt van een bloeding hoog in de tractus. –> Maagzuur oxideert het bloed –> roesten van ijzer in het bloed door maagzuur –> donkere ontlasting

——> bloeding hoog in de tractus
(hoog ureum bevestigd dit want bloed verteert –> afspraak van eiwit (bloedcellen) –> ureum –> wordt geresorbeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

varicesbloedingen

A

Slokdarmvarices –> spataderen in de slokdarm. Ontwikkelen wanneer de portae het bloed niet normaal kan afvoeren (bv portale hypertensie).
Hematemesis –> helder rood bloed

Oorzaak vaak bacterie –> antibiotica meteen geven.
ocreotide –> hormoon wordt iv gegeven –> vaatbed van buik en darmen gaat open staan, druk gaat omhoog en dus ook minder druk op de slokdarm en daardoor minder harde bloeding. Het verlaagd de druk in het veneuze vaatbed.

Hoe te handelen?

  • Stabiliseren pt
    • NaCl/Packed Cells (met mate!)
    • Zuurstof
    • Correctie stolling (oa fresh frozen plasma, trombocyten, vitamine K)
    • Intubatie (cave: aspiratie gevaar bij varicesbloeding is hoog)
    • monitoring vitale parameters
    • Antibiotica
  • Octreotide iv (drukverlaging splanchnicusbed)
  • ZN Sengstaken-Blakemore tube
17
Q

Divertikelbloeding

A

divertikels: onschuldige uitstulpingen in laatste deel van de darm. Ontstaan op plekken waar kleine vaten uit de grote vaten springen die naar binnen gaan. Het is kwetsbaar gebied en daardoor snel bloeden.

Interventie:

  • vaak spontaan gestopt en geen interventie nodig
  • eventueel endoscopische injectie of clip
18
Q

Congenitale hernia diafragmatica

A
  • aangeboren afwijking -> septum transversum sluit niet goed
  • meestal voor geboorte via echo ontdekt
  • ongeveer 90% een operatie

Voor geboorte –>

  • buikorganen gaan in de borstkas
  • plaatsgebrek voor longontwikkeling
  • hoge bloeddruk in de long -> pulmonale hypertensie of PPHN
  • de buik ontwikkelt zich onvoldoende

Na geboorte –>

  • als kind zelfstandig ademt –> toename lucht in maag en darmen –> toenemende volume en daardoor benauwdheid –> toenemende verplaatsing van het hart –> andere long komt ook in gevaar
  • door te kleine longen alleen beperkte ademhaling mogelijk en verdikte bloedvaten
    - door zuurstoftekort/stress knijpen de bloedvaten nog meer dicht
    - bloed hoogdruk in de long -> bloedcirculatie loopt (zoals voor de geboorte normaal) niet voldoende door de longen
    - onvoldoende opname zuurstof -> vicieuze cirkel
  • natuurlijk beloop: overlijden in de meeste gevallen

Symptomen na de geboorte:

  • benauwdheid en te snelle ademhaling
  • blauw worden
  • ingevallen buik
  • harttonen (bij CHD links) –> rechts
  • asymmetrie van de borstkas (aangedane kant opgezet)
  • darmgeruis in de borstkas hoorbaar
19
Q

Atresie

A

= afsluiting van een lichaamsopening door vergroeiing
Er is dus geen lumen waar dat wel hoort te zijn
Bijvoorbeeld: anusatresie, oesofagusatresie, dunne darm atresie

Bij anusatresie wordt vaak in de omgeving een fistel gevormd op een aberrante plaats of naar een ander orgaan.

20
Q

Pylorushypertrofie = pylorusspasme

A

Afsluiting van de maag waardoor voedsel niet naar de dunne darm kan.

3 op 1000 kinderen

symptomen: de verschijnselen beginnen circa 2 tot 6 weken na de geboorte: projectielbraken van voeding zonder gallige bijmenging en achterblijven in gewicht. Opvallend is de uitgesproken honger die het kind lijkt te hebben.
beeldvorming: echo bovenbuik met focus op aspect van de pylorus. Deze dan identificeren en meten.

Behandeling: operatie (na behandeling potentiële uitdroging en alkalose (verlies van zuur door het braken))

21
Q

osmotische vs secretoire diarree

A

osmotische diarree: wanneer een voedingsstof niet kan worden afgebroken, opgenomen of getransporteerd over de darmwand leidt dit tot osmotische lading in het lumen van de darm

  • bij vasten stopt de diarree
  • zuurgraad van de ontlasting is laag -> bij osmotische diarree komen koolhydraten, vetten/vetzuren ter beschikking van bacerien in de dikke darm –> organische zuren worden gevormd. Je kan dan huiddefecten krijgen.
  • aantoonbare suikers in de ontlasting

Secretoire diarree: actief uitscheiden van excessieve hoeveelheden elektrolyten in het lumen van de darm.
- ondanks vasten zal diarree continueren
- zuurgraad ontlasting normaal
- geen aantoonbare suikers
- ontlasting is waterig en volumineus (snel uitdroging) -> voorbeeld cholera.
In de regel: geen pus, bloed of overschot aan vetten in de ontlasting.

22
Q

Coeliakie

klachten, aanvullend onderzoek, behandeling,

A

= auto-immuunziekte (bij bepaalde genetische achtergrond) waarbij het lichaam overgevoelig is voor gluten.
Bij onbegrepen ijzergebreksanemie moet hieraan gedacht worden.

-> immuunreactie met als gevolg beschadiging van het dunnedarmslijmvlies en vlokatrofie –> verminderd verteringsoppervlak en disaccharidedase activiteit in de mucosa is verlaagd. (Disaccharidasen splitsen suikers (Disacchariden) in monosacchariden (glucose en fructose) die in de darm opgenomen kunnen worden)
Beschadiging borstelzoom –> koolhydraatmalabsorptie
Atrofische mucosa: cholecystokinine en secretine komen niet vrij na voeding –> secundaire pancreasinsufficienie met toename van malabsorptie. –> gewichtsverlies, groeivertraging, tekorten: ijzer, foliumzuur, vit B12 en vetoplosbare vit ( A, D, E en K) zijn het gevolg.
Diarree ten gevolge van malabsorptie van vet, eiwit en suikers.

‘klassieke klachten’: anorexie, braken, humeurigheid, diarree en algehele malaise.
Vetdiarree: veroorzaakt rottende geur en vettig aspect van de feces.
–> oorzaak diarree:
- opp kleiner (vlokatrofie) –> malabsorptie
- tekort aan disaccharidase activiteit (maldigestie)
- secundaire, tijdelijke, exocriene pancreasinsufficientie
- verhoogde secretie crypten (crypthyperplasie)

coeliakie en oedeem:
Wanneer serum albumine duidelijk is verlaagd kan oedeem optreden. Oncotische druk in de bloedvaten is onder die omstandigheden verlaagd. Oorzaken verlaagde serum albumine
- lagere eiwitinname door anorexie en spugen
- minder eiwitopname door malabsorptie
- door de onderliggende imuunologische reactie kanook sprake zijn van eiwitlekkage op het niveau van de dunne darm: protein losing enteropathy.

onderzoek: gewichtsverlies, vermagering, een opgezette buik, platte billen door snel verlies van vet en spiermassa en groeivertraging. Kindje zit ‘los in het vel’.
Verdikkingen en verkleuringen in de huis: dermatitis herpetiformis.
Klachten tegenwoordig niet meer zo ernstig omdat met screening van antistoffen de diagnose eerder wordt gesteld.

Op oudere leeftijd: minder ernstige darmklachten, diarree en groeiachterstand (failure to thrive).

Diagnostiek:
1. Serumbepaling IgA-TG2A en totaal IgA –> wanneer > 10x bovengrens TG2A –> aanvullend lab onderzoek –>
2. EMA- en HLA-typering –> EMA positief en kind drager DQ2 of DQ8 dan coeliakie vastgesteld.
Bij twijfel: duodenumbiopt voor en na het instellen van een glutenvrij dieet. Waarbij aanwezigheid van vlokatrofie van te voren verbeterd na het dieet.

Behandeling: glutenvrij dieet (bij dietiste), bij geen verbetering corticosteroiden en in ernstige gevallen ciclosporine.

Cave non-coeliakie glutenovergevoeligheid

23
Q

Exocriene pancreasinsufficientie

klachten, meest voorkomende oorzaken, diagnostiek, behandeling

A

Klachten

  • vettige ontlasting (steatorroe)
  • buikpijn
  • afbuigende groei of gewichtsverlies
  • deficienties van vit A,D,E en K

Meest voorkomende oorzaken

  • CF
  • idiopathisch
  • Shwachman-Diamond syndroom
  • coeliakie (=tijdelijk)
  • recidiverende pancreatitis (vooral volw)

Diagnostiek
- faeces elastase

Behandeling

  • pancreasenzymsuppletie
  • tevens suppletie vit A, D, E en K (vetoplosbare vit) (op geleide klinische symptomen, aspect van ontlasting, groei en evt. bepalin van vetabsorptie.
24
Q

Galgangatresie (zeldzaam)

A
  • eerste levensweken geelzucht en ontkleurde ontlasting
  • bloedingsverschijnselen (soms ook hersenbloeding)
  • vaak bij kinderen: bolle buik, dunne armen en benen –> niet goed op gewicht

Verschillende vormen van galgangatresie, gaat om gangen buiten de lever.

Diagnostiek:

  • echografie: geen galblaas of extrahepatische galwegen
  • HIDA-scan: gal labelen en kijken hoe het al doorloopt
  • ERCP te overwegen
  • afname leverbiopt
  • peroperatief cholangiogram

behandeling: operatief (Kasai operatie) –> verstopte en verlittekende galwegen worden verwijderd + nieuwe verbinding tussen lever en dunne darm voor afvoeren galvloeistof.

Meestal op latere leeftijd levertransplantatie

complicatie: hepatitis -> levercirrose

25
Q

Leverfalen

A
  • geelzucht, jeuk
  • verminderde ontgiftiging
  • —- ammoniak e.a. producten verhoogd: sufheid, encephalopathie, coma
  • verminderde aanmaak
  • —- te laag albumine: oedeem, ascites, verminderde vaatvulling
  • —- afwijkende stolling: petechien, haematomen, bloeding, nabloeden, trombose
  • bij veel littekens –> portale hypertensie
  • —- grote milt, laag aantal bloedplaatjes en witte bloedcellen
  • —- slokdarmvarices, haematemesis
  • —- versterkte ascitesvorming, spontane peritonitis

Behandeilng

  • stollingscorrectie
  • aanvullen vit (A, D, E, K)
  • galzuurbinders
  • middelen tegen jeuk (rifampicine, naltraxon)
  • beperking eiwitinname
  • diuretica
  • infusies met albumine
  • bewaken voedingstoestand
  • ascitespunctie en antibiotica
  • ligatie/bending van oesophagusvarices
  • aanpassen doseringen medicatie
  • MARS (dialyse voor lever)

Vaak levertransplantatie nodig –> kan niet bij ondervoeding

26
Q

lactose intolerantie en lactasedeficientie

A

lactose intolerantie = niet goed verdragen lactose –> lactose niet volledig verteerd –> komt in de dikke darm –> bacteriën in dikke darm gaan lactose vergisten –> darmgassen, CO2 en H2 en vluchtige vetzuren ontstaan –> buikpijn, krampen, diarree, winderigheid, opgezette buik en opgeblazen gevoel.

  • primaire lactose-intolerantie: onvoldoende productie van het enzym lactase.
  • secundaire lactose-intolerantie: ontstaan wanneer de darmwand beschadigd is. Kan niet voldoende lactase aanmaken. Bijv. bij een (chronische) darmontsteking, een darminfectie, na een darmoperatie of na bestraling van de darm. Wanneer darm hersteld wordt wel weer voldoende aangemaakt.
  • aangeboren (congenitale) lactose-intolerantie: zeldzame, erfelijke vorm van lactose-intolerantie. Maken vanaf de geboorte geen of zeer weinig lactase aan.

Lactasedeficientie: tekort aan het enzym lactase. Lactose-intolerantie bij klachten van gebruik van lactose.

Aanvullend onderzoek: H2-ademtest na inname van lactose.

Behandeling: beperken of achterwegen laten lactose. Verschilt per patiënt hoeveel lactose te verdragen is (bijv. kaas, yoghurt wel)

27
Q

galzurendiarree

A

noramliter worden galzuren in het ileum geresorbeerd. Blijven zo binnen de enterohepatisch kringloop. Wanneer galzuren onvoldoende worden geresorbeerd komen ze in de dikke darm, aldaar leidt dit tot prikkeling van het colonslijmvlies met diarree tot gevolg (soms met enig bloedverlies). -> secretoire diarree.

oorzaken onder meer:

  • chronische actieve ileitis -> ontsteking ileum
  • ileocoecaalresectie -> ileum is verwijderd
  • cholecystectomie -> minder galzuren
28
Q

Cystische fibrose (CF)

A

ook wel: mucovidscidose.
Stoornis in de Cl-secretie door het epitheel van o.a. luchtwegen, zweetklieren, darmepitheel, galgangen en pancreasductuli.

Ziekteverschijnselen zijn tgv de productie van taai slijm waardoor afvoergangen verstopt raken.

Door slijmophoping in de luchtwegen ontstaan recidiverende infecties.

Verschillende organen van het tractus digestivus kunnen bij het ziekteproces betrokken zijn: pancreas (90%), darmkanaal, lever en galblaas.

Screening door hielpriek.

Bij betrokken pancreas brengen pancreasenzympreparaten de steatorroe terug naar acceptabele waarden en verhogen de groei.

Klinisch beeld (kinderen)

  • meconiumileus
  • neonatale cholestase
  • failure to thrive
  • recidiverende longontsteking
  • asymptomatisch bij positieve hielprikscreening

klinisch beeld bij oudere kinderen, adolescenten en volwassene:

  • pulmonale exacerbaties met afname van longfunctie
  • exocriene pancreasinsufficientie
  • distaal intestinaal pseudo-obstructiesyndroom (DIOS)
  • galstenen
  • endocriene pancreasinsufficientie/diabetes
  • portale hypertensie bij leverfibrose
  • levercirrose

voorkomen van ondervoeding essentieel:
- hoge energie inname vanwege niet goed opnemen voedingsstoffen en verhoogd basaal metabolisme.