Burnout Flashcards

1
Q

In Nederland is een multidisciplinaire richtlijn opgericht voor eerstelijnsprofessionals waarin is
vastgelegd dat er sprake is van burn-out wanneer is voldaan aan 6 criteria:

A

Ten minste 3 van volgende 8 spanningsklachten zijn aanwezig:
 Moeheid
 Gestoorde of onrustige slaap
 Prikkelbaarheid
 Niet tegen drukte of herrie kunnen
 Emotionele labiliteit
 Piekeren
 Zich gejaagd voelen
 Concentratieproblemen
2. De stresshantering schiet tekort: de persoon kan het niet meer aan of heeft het gevoel de
grip te verliezen.
3. Er zijn belangrijke beperkingen in het beroeps en/of sociaal functioneren.
4. Er is geen sprake van een psychiatrische stoornis.
5. Gevoelens van moeheid en uitputting staan op de voorgrond.
6. De klachten zijn meer dan 6 maanden geleden begonnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Onderverdeling spanningsklachten naar aard

A

Affectief, bv. neerslachtigheid, prikkelbaarheid
Cognitief, bv. concentratieverlies, vergeetachtigheid
Fysiek, bv. hoofdpijn, slaapstoornissen, pijnlijke spieren
Gedragsmatig, bv. roken, drinken, impulsiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mogelijke oorzaken van burn-out

A

Werkbelasting in de vorm van werkdruk, tijdsdruk, interferentie tussen de werkthuissituatie, rolproblemen, emotionele belasting .
gebrek aan sociale steun van collega’s en leiding, gebrek aan feedback, gebrek aan
participatie in de besluitvorming en gebrek aan regelmogelijkheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Mogelijke gevolgen van burn-out

A

Depressie en arbeidsontevredenheid tonen het sterkste verband. De relatie met organisatie. betrokkenheid en verloopintentie is iets zwakker, maar nog altijd sterker dan die met
ziekteverzuim en daadwerkelijk verloop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verklaringen voor burn-out

A

Geleidelijke desillisie
Emotienele arbeid
Kosten en buiten (uitwisselingsproces)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Interventies burnout

A

Interventies gericht op de persoon (aangrijpen spanningsklachten en stresshantering. Mobilsieren sociale sten en vaardigheden time managen en assertiviteit

intervents op werk: minder specifie en gedtaileerd uitgewerkt. JRD moden, taakontwerp, comminvatie, besluitvoring, conflicthatering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bevlogenheid (3 kenmerken)

A

Absorptie
toewijding
Vitaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Factoren die met bevlogenheid samenhangen

A

Job demand recourse model (medierende schakel)
Broaden en build
Conservation of resources
Job crafting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 soorten individuele interventies

A

Gedragsmatige strategieën: dankbaarheid naar anderen tonen en goed nieuws delen
Cognitieve strategieën: zegeningen tellen en cultiveren van optimisme
Motivationele strategieën: uitdagende en specifieke doelen stellen en je eigen weerbaarheid vergroten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Organisatiegerichte interventies

A

Vergroten van energiebronnen via taak-herontwerp
Training en opleiding
Bevorderen van coachend leiderschap
Actief loopbaanbeleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

protocollaire behandeling voor burn-out met 3 centrale onderdelen

A

Klachtenreductie (stressreductie, gezonde levensstijl, slaaphygiëne)
Cognitieve therapie
Terugvalpreventi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly