Blok 6 deel 5 Flashcards

1
Q

Wet van grote aantalen

A

gegeven kans op verlies voor een individu, het gemiddelde verlies per individu gelijk wordt aan populatiegemiddelde, naarmate het aantal individuen in de pool toeneemt

(homogrene risico’s: gelijke kans op schade)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

soorten verzekeringen

A

Private en sociale verzekering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

private verzekering

A

gebaseerd op kanssolidariteit, mensen met gelijke kans op schade proberen dit gezamelijk af te dekken

Equivalentiebeginsel: premie equivalent aan het risico
verzekeringspremie = riscopremie (P*X) + premieopslag
P = kans op schade
X = omvang schade/
Premieopslag: nodig voor voortbestaand verzekeringsmaatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sociale verzekering

A

gebaseerd op risico- en inkomenssolidariteit,
Heterogenerisico’s: ongelijke kans op schade
kruissubsidie: laag risico subsideren hoog risico en hoog inkomen subsideren laag inkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

positieve welvaartseffecten van (verplichte) zorgverzekering

A

onzekerheidsreductie, toegang tot anders onbetaalbare zorg, verkomen van negatieve externe effecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verwachte nutstheorie

A

de individuele vraag naar private verzekering hangt af van het verwachte nut dat een individu aan verzekering ontleent

Bepaald door:

  • Mate van risicoaversie
  • kans op schade (P)
  • Omvang verwachte schade (X)
  • premie-opslag
  • inkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

mate van risicoaversie

A
  • risiconeutraal: nutsverlies even groot als nutswinst –> rechte lijn
  • risicoavers: stijgende afnemende lijn, hoe hoger inkomen, hoe minder snel nutswinst stijgt –> afnemend marginaal nut van geld
  • risicozoekend: nutswinst altijd groter dan nutsverlies, toenemende stijgende lijn –> toenemend marginaal nut geld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Nutsfunctie (formule)

A

verwacht nut = kans op schade x nuts bij die schade + (1- kans op schade) x nut bij geen schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vraag naar verzekering neemt toe als

A
  • risicoaversie toeneemt
  • onzekerheid toennemt
  • potientieele schade toeneemt
  • premieopslag lager
  • inkomen lager
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

componenten premieopbouw

A
  • risicopremie: om de verwachte schade te dekken
  • veiligheids- en winstopslag; opslag op premie en reserves opbouwen
  • kosten opslag: ter dekking van de kosten voor het aanbieden van een verzekering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

risicofactoren

A
  • gezondheid
  • leeftijd
  • geslacht
  • ziektekosten verleden
  • alleenstaand
  • nationaliteit
  • beroep
  • inkomen
  • leefstijl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

berekeningen voor hoogte risicopremie

A

simpele methode

structuur aanbregen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

simpele methode

A

kruistabel voor risicofactoren, voor elke combinatie de gemiddelde verwachte kosten berekenen

= risicopremie voor elke cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

structuur aanbrengen

A

creer dummy-variabele voor risicofactoren, schat regressiemodel en bepaal verwachte kosten Yi voor individu i

Yi = B1L1 (i)+B2L2 (i)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

equvalentiebeginsel

A

voor elke verzerkeraar per afzondelijke verzekeringscontract bestaat groot mogelijke ggelijkenis tissen de inkomsten en toekomstige verwachte uitgave

–> premiedifferentiatie, risicoselectie, productdiffrentiatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kanssolidariteit

A

solidariteit tussen mensen met gelijke kans op schade

Kruissubsidie, achteraf verdeeld

17
Q

subsidierende solidariteit

A
  • risicosolidariteit: kruissubsidie van lage naar hoge risico’s
  • inkomenssolidariteit: kruissubsidie van mensen met hoog inkomen naar mensen met laag inkomen

van te voren bekende kruistabe;

18
Q

premieafhankelijkesubsidies

A
  • belastingskorting
  • zorgtoeslag
  • werkgeversbijdrage
19
Q

kostenafhankelijke subsidies

A
  • Proportionele risicodeling: ex-post kostencompensatie percentage werkelijke kosten
  • hoge kosten verevening: ex–post kostencompensatie percentage werkelijke kosten, bovenop bepaalde drempel
  • hoge risico verevening: ex–post kostencompensatie percentage werkelijke kosten, vooraf aangewezen groep verzekerde
20
Q

risico afhankelijke subsidies

A
  • risicoafhankelijke voucher: subsidie aan concument afhankelijk risicokenmerken, consument, vaste subsidie
  • risicoverevening: subsidies aan verzekeraar per verzekerde afhankelijk van risicokenmerken
21
Q

Regulering

A

verbod premiedifferentiatie, standaard verzekeringsdekking, verzekeringsplicht, acceptatieplicht

combinatie subsidie en regulering –> vrijwillig eigen risico

22
Q

risicoselectie tegen gaan

A

verbeteren regulering en meer subsidies

23
Q

Modaliteit A : voucher model

A
  • subsidiefons naar consument voor premie
  • premie hoger voor hogere risico’s –> premie differentiateren inkomen
  • bijdrage aan subsidiefons van consument of risico
24
Q

Modaliteit B: externe risicoverevening

A
  • Verzekeraar ontvangt subsidie van subsidiefons
  • premie = verwachte kosten - subsidie
  • externe risicoverevening, omdat bijdrage van consument
25
Q

Modaliteit C: interne risicoverevening

A
  • verzekeraar ontvangt subsidie voor hoge verwachte kosten
  • verzekeraar bijdrage subsidiefons lage verwachte kosten
  • Premie = verwachte kosten - subsidie + bijdrage
26
Q

moreel risico

A

gebruik maken van meer of duurdere zorg, want je bent toch verzekerd

  • Exante moreel risico: verschuiven van vraagcurve naar rechts (de vraag naar zorg op elke punt van de vraagcurve neemt toe)
  • expost moreel risico: prijs van zorg voor consument neemt af, vraag neemt toe naar zorg als gevolg van prijs –> verschuiving op de vraagcurve