Bloed, bloedvorming, bloed en lymfe Flashcards

1
Q

Wat is hematocriet?

A

Dit is de verhouding van het volume van de bloedcellen/totaal bloedvolume. Het is dus de procentuele verhouding tussen het aantal bloedcellen en het plasma. In hematocrietbuizen zit het bloedplasma bovenin, onderin zitten de erythrocyten (45%) en daartussen zitten de leukocyten (1%), dit is de buffy coat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn Howell-Jolly lichaampjes?

A

Wanneer een erythrocyt of rode bloedcel ontwikkeld wordt tot een matuur stadium gaat de nucleus verloren. Bij sommige diersoorten komen in 1% van de RBC nog restanten van de kern voor, dit zijn de Howell-Jolly lichaampjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen een rode bloedcel van een geit en van een hond?

A

Een RBC van een hond heeft een grotere diameter, namelijk 7 micrometer, dat van een geit is 4,1 micrometer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe heet het als een hond een RBC heeft van 4 micrometer?

A

Aangezien de hond normaal zien een RBC heeft met een diameter van 7 micrometer is een hond met een RBC van 4 micrometer microplaan (= klein voor dat species in vergelijking met de normale diameter). Indien het puur gaat om het volume dan is de hond microcytair.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is ferritine?

A

Ferritine is een eiwit dat zorgt voor de binding van ijzer bij de opslag hiervan in de lever en het beenmerg. Er is altijd een kleine hoeveelheid ferritine in het bloed aanwezig, dit is een maat voor de hoeveelheid ferritine (en dus de hoeveelheid ijzer) in de lever en het beenmerg. In het lichaam is ijzer nodig voor de aanmaak van hemoglobine. Als er te weinig ijzer aanwezig is wordt de ferritine voorraad aangesproken. Bloedarmoede kan ontstaan wanneer er bijna geen ferritine meer over is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In welke hematopoëse komen de bandcellen voor?

A

In de granulocytopoëse. De bandcellen is een andere term voor de staafkernige basofiele, neutrofiele of eosinofiele granulocyten. Het stadium hiervoor is de basofiele, neutrofiele of eosinofiele metamyelocyt. Het stadium erna is die van de segmentkernige basofiele, neutrofiele of eosinofiele granulocyten, dit zijn de cellen die effectief in het bloed voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een monocyt?

A

Dit is het op één na laatste stadium van de monocytopoëse. Het stadium ervoor is de promonocyt (licht basofiel cytoplasma met veel azurofiele grana). De monocyt zelf zal snel vanuit het bloed naar weefsels en lichaamsruimten migreren om zich hier te transformeren tot macrofaag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een megakaryocyt?

A

Dit is het op één na laatste stadium van de thrombocytopoëse. Het stadium ervoor is de promegakaryocyt (al minder basofiel en enkele azurofiele korrels). De megakaryocyt zal na maturatie zich kan opdelen in enkele duizenden thrombocyten per megakaryocyt.
Kenmerken:

  • Diameter: 40-150 micrometer.
  • 2 of meer heterochromatische kernlobben met enkele onduidelijke nucleoli.
  • Veel vrije ribosomen en veel grote azurofiele grana.
  • Toenemend aantal membraanprofielen in het cytoplasma.
  • Er ontstaan demarcatiemembranen door de fusie van blaasjes en ingroei door het plasmalemma.
  • Bij een oudere megakaryocyt wordt het cytoplasma verdeeld in zogenaamde prospectieve plaatjesvelden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een metamyelocyt?

A

Dit is een stadium van de granulocytopoëse. Het stadium ervoor is de myelocyt (specifieke grana. Het stadium erna is dat van de staafkernige basofiele, neutrofiele of eosinofiele granulocyten (= bandcellen).
Kenmerken:

  • Boonvormige kern met indeuking.
  • Vooral gecondenseerd chromatine (euchromatine).
  • Kleiner kernvolume.
  • Specifieke grana met duidelijke verschillende eigenschappen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een reticulocyt?

A

Dit is het op één na laatste stadium van de erythrocytopoëse, en wordt ook wel een polychromatische erythrocyt genoemd. Het stadium ervoor is de orthochromatofiele erythroblast (meer eosinofiel cytoplasma), het stadium erna is de erythrocyt (RBC).
Kenmerken:

  • Nucleus verdwenen (uitgestoten).
  • Eosinofiel cytoplasma.
  • Overblijfselen van organellen (supravitale kleurmethoden).
  • Uitrijping tot RBC in 24-48 uur.
  • Vormen 1% van de circulerende RBC, stijging na hevig bloedverlies.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bespreek de granulocytopoëse.

A

Algemeen
Dit is de vorming van witte bloedcellen met insluitsels in het cytoplasma.
1. Volume van de cel neemt af.
2. Vorming van granulen die specifiek zijn voor elk celtype.
3. Segmentatie van de kern.

Multipotente stamcel

CFU-stamcel (Colony forming unit-stamcel)

Myeloblast

  • Ovoïde tot ronde vorm.
  • 5-20 micrometer in diameter.
  • Ronde kern, 3-5 nucleoli.
  • Fijn verdeeld chromatine (euchromatine).
  • Licht basofiel cytoplasma.
  • Veel mitochondria en vrije ribosomen.
  • Veel cisternen van RER, granula afwezig.

Promyelocyt

  • Meestal groter dan myeloblast (tot 20 micrometer in diameter).
  • Is na mega-karyocyt de grootste cel in beenmerg.
  • Kern is doorgaans rond tot niervormig, grover chromatine, opvallende nucleoli.
  • Goed ontwikkeld Golgi-apparaat en RER.
  • Primaire (azurofiele) grana: gevormd aan transzijde van Golgi-apparaat, bevatten lysosomale enzymen en zijn peroxidase-positief.
  • Basofieler cytoplasma dan myeloblast (kleurt dus sterker blauw).

Myelocyt

  • Wisselende diameter van 10-15 micrometer.
  • Ovale kern meestal excentrisch gelegen met grof chromatinepatroon.
  • Geen nucleoli (in tegenstelling tot monocyten die hun nucleoli ook in mature stadium behouden).
  • Vorming van azurofiele grana stopt vanaf dit stadium en vorming van specifieke grana start (zijn peroxidase-negatief) aan ciszijde van het Golgi-apparaat.
  • Te onderscheiden van lymfocyten door kleinere kern/cytoplasma en ijler chromatine verdeling in de kern.

Neutrofiele/basofiele/eosinofiele metamyelocyt

  • Boonvormige kern met indeuking.
  • Vooral gecondenseerd chromatine (euchromatine).
  • Kleiner kernvolume.
  • Specifieke grana met duidelijk verschillende eigenschappen.

Staafkernige neutrofiele/basofiele/eosinofiele granulocyt

  • C-, S-, of V-vormige nucleus (=bandcellen).

Segmentkernige neutrofiele/basofiele/eosinofiele granulocyt

  • Dit zijn de mature witte bloedcellen die effectief in het bloed zitten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de voorloper van de thrombocyt?

A

Dit is de megakaryocyt.
Kenmerken

  • Diameter: 40-150 micrometer.
  • 2 of meer heterochromatische kernlobben met enkele onduidelijke nucleoli.
  • Veel vrije ribosomen + veel grote azurofiele grana.
  • Toenemend aantal membraanprofielen in het cytoplasma.
  • Er ontstaan demarcatiemembranen door de fusie van blaasjes en ingroei door het plasmalemma.
  • Bij een oudere megakaryocyt wordt het cytoplasma verdeeld in zogenaamde prospectieve plaatjesvelden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bespreek de erythrocytopoëse.

A

Dit is de vorming van rode bloedcellen.

  1. Volume van de cel neemt af.
  2. Nucleoli verkleinen en verdwijnen uiteindelijk.
  3. Chromatine van de kern wordt denser – pycnotische kern.
  4. Kern wordt uiteindelijk uitgestoten.
  5. Aantal vrije polyribosomen daalt geleidelijk dus minder basofiel.
  6. Hemoglobinegehalte stijgt dus meer acidofiel.

Multipotente stamcel

  • *BFU-E (Burst forming unit-erythrocyte)**
  • *CFU-E (colony forming unit-erythrocyte)**
  • *Pro-erythroblast (rubriblast)**
  • 20-25 micrometer in diameter.
  • Grote kern (beslaat 80% van de cel).
  • Fijn en geklonterd euchromatine.
  • 1 of meerdere, bleek gekleurde nucleoli.
  • Vele organellen, vooral polyribosomen (veel RER).
  • Intens basofiel cytoplasma.
  • Start hemoglobinesynthese.
  • In cytoplasma en in organellen: ijzertoevoer voor hemoglobine-synthese (via transferrine-receptoren op het oppervlak).
  • *(Pro-rubricyt = rubriblast waarvan de nucleoli niet meer zichtbaar zijn)**
  • *Basofiele erythroblast (basofiele rubricyt)**
  • 16-18 micrometer in diameter.
  • Meer gecondenseerde nucleus, dus toename van heterochromatine.
  • Chromatine in de vorm van spaken van een wiel.
  • Variabel aantal, doch duidelijke nucleoli.
  • Sterk basofiel cytoplasma.
  • Vele organellen, vooral polyribosomen. Maar weinig of geen RER-cisternen.
  • Kenmerkende, zwak-kleurende perinucleaire halo (= lichte zone rond kern).
  • Ophoping van ferritine.

Polychromatofiele erythroblast (rubricyt)

  • 12-15 micrometer in diameter.
  • Gecondenseerde nucleus, dus nog meer heterochromatine segmenten in de kern.
  • Korrelig chromatine met regelmatiger verdeling.
  • Nucleoli afwezig.
  • Minder celorganellen aanwezig.
  • Polychromatisch cytoplasma
  • (basofiele t.g.v. polyribosomen en eosinofilie t.g.v. hemoglobine)
  • Perinucleaire halo nog zichtbaar: celreplicatie afgerond.

Orthochromatofiele erythroblast (normoblast of metarubricyt)

  • 10-12 micrometer in diameter.
  • Zeer gecondenseerde nucleus, excentrisch gelegen. Dit is het laatste kernhoudende stadium.
  • Pycnotisch uitzicht chromatine.
  • Meer eosinofiel cytoplasma.
  • Eliminatie van de meeste organellen, vooral de ribosomen en de mitochondria.

Reticulocyt (polychromatische erythrocyte)

  • Nucleus verdwenen (uitgestoten).
  • Eosinofiel cytoplasma.
  • Overblijfselen van organellen (supravitale kleurmethoden).
  • Uitrijping tot RBC in 24-48 uur.
  • Vormen 1% van de circulerende RBC, stijging na hevig bloedverlies.

Erythrocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bespreek de verschillen tussen een musculeuze en een elastische arterie.

A

Algemeen
Alle bloedvaten zijn opgebouwd uit 3 lagen:
- Tunica intima
- Tunica media
- Tunica adventitia

Musculeuze arteriën of verdelingsarteriën

  • De tunica intima is een dunne regio (geldt voor het endotheel en het subendotheel BW).
  • De membrana elastica interna (MEI) is altijd aanwezig.
  • De tunica media is goed ontwikkeld met circulair verlopende gladde spieren.
  • De tunica adventitia wordt enkel bij grote vaten afgelijnd door een membrana elastica externa (MEE).
  • De tunica media en adventitia zijn gelijk qua dikte.

arteriën of geleidingsarteriën

  • De tunica intima is dikker, evenals de subendotheliale BW laag, het endotheel heeft een hoge vervangingsgraad.
  • De membrana elastica interna (MEI) is niet overal duidelijk.
  • De tunica media bestaat uit concentrisch gevensterde membranen.
  • De tunica media bevat schuin verlopende gladde spieren die aan het membraan gehecht zijn.
  • Door de elasticiteit kunnen de drukverschillen opgevangen worden.
  • De tunica adventitia is altijd afgelijnd door een membrana elastica externa (MEE).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bespreek arterioveneuze anastomosen.

A

Dit zijn rechtstreekse verbindingen tussen arteriële en veneuze systemen (een andere verbinding is het capillairbed).
Ze hebben een sterk ontwikkelde spierlaag dat het lumen volledig kan afsluiten. De controle gebeurt via bezenuwing, hormonen, histamina, …
Indien de spieren ontspannen: rechtstreekse doorgang, dus zonder doorgang capillair bed.
Indien de spieren samentrekken: bloed gaat door het capillairbed (cfr. Blozen, erectie).
Dan is er nog de glomus, dit is een sterk gekronkelde arteriole en venule die gedeeltelijk omringd zijn door een spier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn post capillaire venulen?

A

Het is een onderdeel van het microcirculatiesysteem van de bloedvaten en zijn de kleinste vene bloedvaatjes die het bloed afvoeren.
De postcapillaire venulen worden door het capillairbed (= anastomoserend netwerk) verbonden met de terminale arteriolen, dit komt voor in ieder orgaan. Ze zijn meestal niet volledig met bloed doorstroomd omdat een gedeelte gecollaboreerd is.

  • Doorsnede van 10-30 micrometer.
  • Bevat pericyten (= adventitiële cellen) in lamine basalis van het endotheel voor stevigheid.
  • Geen gladde spiercellen.