BIOMOLECULEN Flashcards

1
Q

MONOMEER

A
  • kleine moleculen, bouwsteen van macromolecule
  • de grondstof v synthetische polymeer
    –> uit koolwaterstoffen afkomstig uit aardolieaffinage
    –> grondstoffen geproduceerd uit natuurlijke producten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

dimeer

A

aaneenschakeling 2 monomeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

polymeer

A

macromoleculen of reuzenmoleculen, aaneenschakeling groot aantal moleculen K moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

natuurlijke polymeer

A
  • plantaardig of dierlijk = biomoleculen = biopolymeren
  • biomoleculen zijn in levende organismen gesynthetiseerd, wat belangrijk is voor biologische processen: celdeling, cellulaire ademhaling, dragers genetische code, enzymen die chemische processen aan sturen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

natuurlijke polymeren voorbeelden

A

lipiden, polysachariden, proteïnen, polynucleotiden = nucleïnezuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

synthetisch polymeer

A

chemische macromoleculen die door N- natuurlijke chemische processen worden vervaardigd = kunststoffen = plastics

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

polysachariden bouwsteen
+ formule

A

monosachariden de monomeren of de K bouwsteen van een polysachariden
Cn(H2O)m of (CH2O)n

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

chemische opbouw disachariden en polysachariden

A

glycosidebinding = binding tussen 2 monosachariden
disachariden = 2 monosachariden aan elkaar

  • condensatie reactie: afsplitsing H, vormt glycoside binding tussen de 2 monosachariden bouwstenen en wordt gevormd tot een grotere moleculen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wanneer spreekt men van een polysachariden

A

bij minimum 10 monosachariden

  • door polycondensatiereactie worden monosachariden aan elkaar gebonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

zetmeel

A

bestaat uit twee polysachariden
- amylose: onvertakt spiraalvormige gewonden ketens (250 à 300 glucosidebindingen)
- amylopectine: lange vertakte ketens opgebouwd uit duizenden glucosebouwstenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

glycogeen

A

meervoudig vertakt polymeer van glucose
- vind men terug in dierlijke organismen en breekt de mens af in de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

glucose

A

druivensuiker
- energie uit glucose wordt door cellulaire ademhaling omgezet naar energierijke verbindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

fructose

A

vruchtensuiker, zoete vruchten
- sacharose is de disachariden ervan in hoge concentraties in diverse planten (suikerbiet en suikerriet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

lactose

A

ontstaat uit monosacharide galactose en glucose
- zit in melk en melkproducten
- enzym lactase is belangrijk voor de afbraak van lactose

lactose intolerant
- door onvoldoende of geen lactose aan te maken
of
- lactose word onvoldoende of niet afgebroken
dit levert darm klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

functie zetmeel

A
  • in vorm van k korreltjes in de cellen v reserveweefsel (wortels knollen zaden)
  • afkomstig uit maïs, aardappelen en rijst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

functie glycogeen

A

meervoudig vertakt polymeer van glucose
- langdurige energieopslag
als je glucose nodig hebt wordt glycogeen met behulp van het hormoon glucagon afgebroken tot glucose
- energieopslag is in spieren en lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

proteïnen

A

aminozuur, K bouwsteen monomeer
- carboxylgroep (-COOH)
- aminogroep (-NH2)
- R restgroep

  • 20 verschillend aminozuren: verschillend door aard R
18
Q

chemische opbouw proteïnen

A

condensatiereactie tussen 2 aminozuren met afpslitsing H = peptidebinding

polypeptide: meer dan 10 aminozuurbouwstenen aan elkaar worden door peptidebindingen ontstaan door polycondensatiereactie

19
Q

structuur proteïnen, wanneer

A

als een polypeptide met veel groter aantal aminozuren ruimtelijk opgevouwen wordt door interacties tussen de atomen v aminozuren
1) primaire structuur: aaneenschakeling v aminozuren –> kan verschillen in aantal, type en volgorde
2) secundaire: vorming H-bruggen tussen O -atoom van carboxylgroep en H atoom v andere aminogroep
A) alfa-Helix: H bruggen zorgen voor draaiing
B- beta vouwblad: H burggen zorgen dat polypeptide voor- en achterwaarts geknikt wordt
3) tertiaire: driedimensionale structuur, waar secundaire structuur opvouwt
4) quaternaire: twee of meer tertiaire structuren (subunits) zich verenigen tot quaternaire
–> structuur kan verbroken worden door te hoge temperatuur en zuurtegraad = denaturatie, ze verliezen hun biologische activiteit

20
Q

structurele proteïnen

A

1) structurele: vezelige strengen, vaak rond elkaar gedraaid
- steun en bescherming
bv keratine (haar en nagels), collageen (pezen en botten)

21
Q

antilichamen

A

beschermen tegen lichaamsvreemde indringens
- virussen en bacteriën (antigenen)

22
Q

hormonale

A

boodschappersmoleculen
- helpen met coördinatie v lichaamsfuncties
bv. insuline en glucagon verantwoordelijk voor glucosemetabolisme

23
Q

contractiele

A

spierencontracties en beweging (actine, myosin)

24
Q

enzymen

A

versnellen en reguleren biochemische reacties
in spijsverteringsstelsel voedsel afbreken tot bouwstenen

25
Q

transport

A

dragerproteïnen die moleculen vervoeren door lichaam
bv hemoglobine in rode bloedcellen en zorgt voor transport O

26
Q

alle andere

A

ferritine: opslaan Fe

27
Q

permanente krullen

A
  1. aanwezig disulfidebruggen in haar verbroken door reductieproduct
  2. in krullen gelegd en behandelt met oxidatiemiddel
  3. nieuwe disulfidebruggen gevormd op haar en behouden de nieuwe structuur
28
Q

lipiden

A

heterogene groep van biochemische stoffen, onoplosbaar in H
- chemische samenstelling en biologische functies zeer divers

29
Q

bouwstenen lipiden

A

glycerol
vetzuren
fosfaatgroep (PO3)

30
Q

glycerol+ formule

A

propaan-1,2,3-triol (C3H8O3), driewaardig alcohol met 3-OH groepen

31
Q

vetzuren

A

C- keten (12-20C’s) (R) en een carboxylgroep (-COOH)
A) verzadigd: opeenvolging E binding tussen C-atomen
B) onverzadigd : minstens één D bindingen tussen C-atomen
–> meer dan één D? = polyonverzadigd vetzuur

32
Q

steroïden

A
  • bij dieren en planten
  • basisstructuur karakteristiek “gonaan”
  • C17H28: 3 hexaanringen en één pentaanring
33
Q

chemische opbouw triglyceride

A

gevormd door 3 condensatierreacties tussen een van de hydroxylgroepen v de glycerolmolecule en de carboxylgroep v vetzuur
- H afgesplits –> ontstaan 3 esterbindingen tussen elk vetzuur en de glycerolmolecule

34
Q

onverzadigd vetzuurrest

A
  • bij 20° c vloeibaar
  • olie
  • planten
35
Q

verzadigd vetzuurrest

A

vet
- vast
- dieren

36
Q

vetten en oliën

A

belangrijk bij dierlijke organismen: ! rol bij opslag energie, isolatie om warmteverlies tegen te gaan, vorming beschermende laag rond organen

37
Q

fosfolipiden

A

bouwstenen celmembraan D en P -materiaal opgebouwd uit een dubbele fosfolipidenlaag (membraan) met polaire koppen buiten en apolaire staarten naar binnen

38
Q

functie steroïden

A
  • functioneren als hormonen
  • bv. cholesterol: opgebouwd in lever, in dierlijke weefsels
39
Q

steroïden geslachtshormonen

A

geslachtshormonen : progesteron, oestrogeen, testosteron
–> afgegeven door gonaden/ geslachtsklieren
–> belangrijk voor rol ontwikkeling secundaire geslachtskenmerken

40
Q

corticosteroïden

A

= bijnierschorshormonen: regulatie allerlei metabole processen
cortisone –> cortisol: stresshormoon, breekt bepaalde eiwitten in spieren af tot aminozuren –> energiebron

41
Q

fosfolipiden chemische opbouw

A

ontstaan door 3 condensatiereacties met afsplitsing H
1) tussen 1ste hydroxylgroep v glycerol en 1ste vetzuren
2) 2de …… en 2de
3) 3de hydroxylgroep en het fosforzuur
- fosforzuur gaat reactie aan met choline
–> fosfocholinegroep draagt elektrische ladingen waardoor polaire kop v moleculen hydrofiel (waterminnend is)

42
Q
A