Biologie hoofdstuk 19 Flashcards
Bindweefsel
Weefsel dat stevigheid biedt en andere weefsels aan elkaar koppelt
Tussencelstof
Materiaal rond cellen, in bindweefsel geleiachtig met veel eiwitten
Pees
Verbindt skeletspier aan bot
Band
Verbindt botten aan elkaar
Collageen
Eiwit in onder andere pezen
Collageenfibril
Een groot aantal collageen moleculen bij elkaar
Collageenvezel
Meerdere collageenfibrillen bij elkaar
Collageenbundel
Meerdere collageenvezels bij elkaar
Gap-junction
Eiwitkanalen in de celmembranen van twee buurcellen waar ionen doorheen diffunderen van de ene cel naar de andere
Spiervezel
Samensmelting van meerdere spiercellen, omgeven door bindweefsel met bloedvaten en zenuwuitlopers
Myofibril
Langgerekt eiwitfilament in spierweefsel
Actine
Eiwit in de dunne filamenten van spieren
Myosine
Eiwit in de dikke filamenten van spieren
Dwarsgestreept spierweefsel
Spierweefsel in skeletspieren met een patroon van lichte en donkere banden
Sarcomeer
Kleinste eenheid van een spiervezel die kan samentrekken; is begrensd door twee membranen, de Z-lijnen
Neuromusculaire synaps
(Motorisch eindplaatje) contactplaats tussen een motorische zenuwcel en een spiervezel
Motorische eenheid
Een groep spiervezels die op de impulsen van één axon reageert
Glad spierweefsel
Spierweefsel in de wanden van inwendige organen
Sarcoplasmatisch reticulum
Organel in spiervezels; te vergelijken met het ER
T-buisje
Buisje dat vanaf het sarcolemma diep doordringt in een spiervezel
Sarcolemma
Membraan rond dwarsgestreept spierweefsel
Motoreiwit
Een eiwit dat een beweging in een cel teweeg kan brengen
Snelle spiervezels
Spiervezel in een spier waardoor een spier snel en krachtig samentrekt
Langzame spiervezels
Spiervezel in een spier waardoor een spier langzaam samentrekt