Biochemie Flashcards

1
Q

Welke soorten biologische signalen zijn er wanneer er ingedeeld wordt op basis van actieradius? Geef bij elke soort een woordje uitleg.

A
  • Endocriene signalen: hormonen via bloed naar verafgelegen cellen
  • Autocrien: secreterende cel is de doelwitcel
  • Paracrien: cellen in de onmiddelijke omgeving worden beïnvloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de verschillen tussen hydrofiele en hydrofobe hormonen?

A
  • Hydrofobe hor. passeren de membraan, hydrofiele niet
  • Hydrofobe hor. binden op intracellulaire receptoren, hydrofiele op plasmamembraan
  • Hydrofobe hor. circuleren uren (thyroïd zelfs dagen), hydrofiele seconden
  • Hydrofobe hor. lokken reacties van lange duur uit, gepaard met de novo eiwitsynthese

UITZONDERING: prostaglandinen zijn hydrofoob, maar binden op het celoppervlak en lokken reacties van korte duur uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe wordt pro-insuline omgezet naar insuline? Waar gebeurt dit?

A

Een C-peptide wordt verwijderd met behulp van PC2, PC3 en carboxypeptidase in de secretorische vesikels van het Golgi-apparaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beschrijf de maturatie van proglucagon.

A
  • 3 splitsingen door PC2 of PC3 endoproteasen

- carboxypeptidase splitst 2 C-terminale basische aminozuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurt er met jodium in de schildklier?

A
  • Opgenomen via Na-I symporter
  • Verplaatst naar colloïd en omgezet tot I° door peroxidase
  • Covalent gebonden op tyrosine zijketens met vorming MIT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen T3 en T4?

A
  • T3 is actiever

- T3 ontstaat door 2DIT, T4 ontstaan door DIT+MIT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe komt vrij thyroxine tot stand?

A

Geïodineerd thyroglobuline wordt door endocytose opgenomen en door lysosomale proteasen afgebroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe worden de meeste polypeptide hormonen afgebroken?

A

Ze worden gedegradeerd tot aminozuren door proteïnasen in de lysosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe worden hormonen met ringstructuren afgebroken?

A
  • Cysteïne aminopeptidasen: splitst peptidebinding N-terminaal van Cys
  • Glutathion transhydrogenasen: reduceert disulfide binding met verlies ringstructuur als gevolg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de sleutelenzymen van de synthese van steroïden en wat doen ze?

A
  • 17-hydroxylase: zet pregnenolon en progesteron om zodat verder de androgenen en estrogenen gevormd kunnen worden
  • 21-hydroxylase: zet progesteron om zodat verder de gluco- en mineralocorticoïden gevormd kunnen worden
  • 5 alfa reductase: zet testosteron om in dihydrotestosteron
  • Aromatase: zet testosteron om in estradiol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke conformaties ondergaat progesteron bij de omzetting naar mineralocorticoïden? Wat zijn de betrokken enzymen?

A

De molecule krijgt 2 hydroxylgroepen en 1 carbonylgroep

Betrokken enzymen: 21-hydroxylase + 11-bèta-hydroxylase + aldosteron synthase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke conformaties ondergaat 17-alfa-hydroxyprogesteron bij de omzetting naar de glucocorticoïden? Welke enzymen zijn betrokken?

A

De molecule krijgt 2 hydroxylgroepen

Betrokken enzymen: 21-hydroxylase + 11-bèta-hydroxylase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe en waar gebeurt de inactivatie van steroïden?

A
  • Inactivatie in lever door reductie, oxidatie of hydroxylatie –> meer wateroplosbaar
  • Daarna: conjugatie aan glucoroniden of sulfaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke vijf stappen kunnen onderscheiden worden in de exogene pathway van lipiden?

A
  1. Hydrolyse van TAGs naar vrije vetzuren en MAGs
  2. Oplossen door galzuren en transport van lumen naar celoppervlak
  3. Opname van vetzuren en MAGs door de mucosacel en synthese tot TAGs
  4. Verpakken van TAGs in lipide-rijke globulen (= chylomicronen)
  5. Exocytose van chylomicronen uit mucosacel in lymfe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke drie lipasen zijn er en wat doen ze?

A
  • Oraal lipase: zuur pH optimum, gebruikt voor kleine en medium vetzuren
  • Maag lipase: idem als oraal
  • Pancreatisch lipase: ook gebruikt voor lange vetzuren, geactiveerd door galzuren, splitst op positie 1 en 3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn chylomicronen?

A

Complexen bestaande uit triacylglycerolen, cholesterolesters en fosfolipiden omgeven door apolipoproteïnen die gevormd worden in de enteroycten en gesecreteerd worden in de lymfekanalen en later in de bloedbaan

17
Q

Wanneer zijn vrije vetzuren gebonden op serum albumine?

A
  • Ze zijn wateronoplosbaar
  • Als ze vanuit adipose weefsel komen en op weg zijn naar de rest van het lichaam

OPMERKING 1: geen maximale saturatie, maar hoge turnover dus belangrijke route van energietransfer

OPMERKING 2: zenuwweefsel kan geen albumine gebonden VZn gebruiken

18
Q

Wat zijn ketonlichaampjes?

A

Kleine, wateroplosbare moleculen die lipide energie vervoert van de lever naar de perifere weefsels

19
Q

Geef de kenmerken van chylomicronen.

A
  • Aangemaakt in de darmen
  • Lage densiteit (meer lipiden dan proteïnen)
  • Transporteren vnl. TAGs naar plaatsen waar ze gemetaboliseerd kunnen worden
  • Wanneer TAGs worden gehydrolyseerd, blijven remnants over rijk aan cholesterol esters
  • Betrokken apolipoproteïne = ApoB-48
20
Q

Geef de kenmerken van VLDL.

A
  • Aangemaakt in de lever
  • Neemt TAGs op door adipose en andere weefsels –> omgezet tot LDL
  • Transporteren TAGs vnl. naar plaatsen waar ze gemetaboliseerd worden
  • Incorporeert cholesterolesters tijdens synthese en transport in lever en van HDL door CETP
  • Betrokken apolipoproteïne = ApoB-100
21
Q

Geef de kenmerken van LDL.

A
  • Omgezet vanuit VLDL of IDL
  • Levert cholesterol aan weefsels voor membraan structuur en hormoon synthese
  • Betrokken apolipoproteïne: ApoB-100
22
Q

Geef de kenmerken van HDL.

A
  • Vnl. in de lever aangemaakt
  • Functioneert als reservoir voor apoE en apoC-II
  • Voert overmatig cholesterol af naar de lever voor eliminatie
  • Gebonden op LCAT (= enzyme dat cholesterol verestert met vetzuren)
  • Bindt op receptor ABCA1
  • Betrokken apolipoproteïne = ApoA-I
23
Q

Welke interventies bestaan er tegen hyperlipidemieën?

A
  • Statines: werken in op de synthese van cholesterol
  • Fibraten: werkt in op PPAR-alfa
  • Niacin: minder VLDL secretie
  • Galzuur sequestering agents: minder heropname galzuren
  • Ezetimibe: blokkeert cholesterolopname in darm via NPC1L1