Begrippen H 6 Flashcards

1
Q

Aanslibbingskust

A

kust waarbij de afzetting van materiaal overheerst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

basisveen

A

veen dat aan de basis ligt van de holocene afzettingen in Nederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

biodiversiteit

A

variatie aan levensvormen in de natuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bio industrie

A

andere naam voor intensieve veeteelt omdat het dier de machine is en de stal de fabriek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bodem

A

de voor de plantengroei belangrijke bovenste laag van de aardkorst (tot ongeveer 1m )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bodemerosie

A

het verdwijnen van de bovenste vruchtbare bodemlaag door water en
/ of wind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bodemprofiel

A

verticale doorsnede van de bodem die de verschillende lagen ( of horizonten) laat zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

dekzand

A

afzetting van zand door de wind in de laatste ijstijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

diepte-erosie

A

uitschurende werking van een rivier waardoor zich een v-dal vormt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

droogmakerij

A

meren,plassen en delen van de zee die zijn drooggelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

duin

A

een door de wind opgeworpen heuvel van zand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Esdorp

A

Dorp met bij elkaar liggende akkers op de grens van hoog en laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

gemengd bedrijf

A

Landbouwbedrijf met zowel akkerbouw als veeteelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

geologische tijdschaal

A

De indeling van de geschiedenis van de aarde in geologische tijdperken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

getij

A

de dagelijkse beweging van opkomend water( vloed) en afgaand water (eb)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

glaciaal

A

koude periode waarin de gemiddelde temperatuur op aarde een paar graden daalt en waarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen heet ook wel ijstijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

glaciale landschapsvorm

A

vorm in hetlandschap die is ontstaan door Landijs ( gletsjers )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

gletsjer

A

een enorme ijsmassa die langzaam naar beneden schuift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Graft

A

Evenwijdig aan de hoogtelijnen gelegen stijle rand of ‘knik ‘ begroeid met bomen en struiken om bodemerosie tegen te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Grondmorene

A

Sediment dat onder het ijs ligt en dat achter blijft als de gletsjer smelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Grondsoort

A

Het losse materiaal aan de oppervlakte van de aardkorst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Grondwaterpeil

A

Bovenkant van het grondwater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Heavelland

A

Gebied met een hoogteligging tussen 200 en 500 m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hollandveen

A

Veen dat is ontstaan door verlanding van open water en moerassen. Het ligt in delen van west Nederland aan de oppervlakte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Holoceen

A

Geologisch tijdvak vanaf 12000 jaar geleden tot nu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoogtelijn

A

Lijn op een kaart die punten met dezelfde hoogteligging met elkaar verbindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

IJstijd

A

Zie glaciaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Inklinking

A

Het inzakken van een klei of veenbodem door ontwatering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Insnijding

A

Het dieper worden van een dal door de uitschurende werking van een beek of rivier

30
Q

Intensieve veeteelt

A

Veeteelt met inzet van veel kapitaal en kennis per die om een hoge opbrengst te halen. Heet ook bio industrie

31
Q

Intensivering

A

De productie per hectare of per dier vergroten met machines, kunstmest, bestrijdingsmiddelen en beter zaai of pootgoed

32
Q

Interglaciaal

A

Warmere periode tussen 2 ijstijden (glacialen) in

33
Q

Jonge duinen

A

Duinen die vanaf ongeveer het jaar 800 n.chr. zijn gevormd

34
Q

Jonge zeeklei

A

Zeeklei die is afgezet in gebieden die sinds ongeveer het jaar 500 v. Chr. Door de zee zijn overstroomd

35
Q

Keileem

A

Grondmorene bestaande uit een mengsel van keien, grind, zand en leem

36
Q

Keileemkop

A

Door het landijs opgeperste heuvel van keileem

37
Q

Klei

A

Grondsoort met een fijne korrelgrootte (kleiner dan 0,002 mm)

38
Q

Kwelder

A

Een begroeid stuk land dat direct aan zee grenst en alleen bij hoge vloed overstroomt

39
Q

Landijs

A

Laag eeuwige sneeuw op het land die tot ijs is samengeperst

40
Q

Landschap

A

Alles wat je zie als je vanuit een bepaalt punt naar een gebied kijkt

41
Q

Löss

A

Afzetting van fijne deeltjes door de wind in de laatste ijstijd. De korrelgrootte zit tussen die van zand en klei in

42
Q

Middelgebergte

A

Gebied waar de meeste bergtoppen tussen de 500 en 1500 m hoog zijn

43
Q

Opheffing

A

Het langzaam omhoog komen van gebieden door endogene krachten

44
Q

Oude duinen

A

Duinen die vanaf ongeveer 6000 jaar geleden tot ongeveer het jaar 800 n. Chr. Zijn gevormd

45
Q

Oude zeeklei

A

Afzettingen van (zand en) klei in het waddengebied achter de oude duinen

46
Q

Pleistoceen

A

Geologische tijdvak vanaf 2,5 miljoen jaar tot 12000 jaar geleden

47
Q

Polder

A

Gebied waar de waterstand kunstmatig wordt beheerd

48
Q

Puinwaaier

A

Waaiervormige afzetting die zich vormt als de stroomsnelheid van een rivier sterk verminderd

49
Q

Regiem

A

Schommelingen in de waterafvoer van een rivier ( in de loop van een jaar)

50
Q

Regressie

A

Pirriode waarin de invloed van de zee afneemt

51
Q

Relatieve zeespiegelstijging

A

De combinatie van de absolute zeespiegelstijging en het effect van de bodemdaling

52
Q

Reliëf

A

Hoogteverschillen in het landschap

53
Q

Schaalvergroting

A

Productie in steeds grotere eenheden ( in de landbouw: meer dieren of gewassen) om op die manier de productiekosten te verlagen en de opbrengst te verhogen

54
Q

Specialiseren/ specialisatie

A

Zich binnen een bedrijf of gebied steeds meer toeleggen tot één activiteit of product. In de landbouw de keuze voor het verbouwen van één gewas of het houden van één diersoort

55
Q

Strandwal

A

Zandbank die door de branding is opgeworpen en boven zeeniveau ligt

56
Q

Stuwwal

A

Door landijs opgedrukte heuvel

57
Q

Terp

A

Kunstmatige heuvel die door de bewoners zelf is opgeworpen met grond en afval

58
Q

Tongbekken

A

Door het landijs uitgediept rivierdal

59
Q

Transgressie

A

Periode waarin de invloed van de zee toeneemt

60
Q

Veen

A

Grondsoort die bestaat uit vergane plantenresten

61
Q

Veenontginning

A

Ontgonnen veenlandschap met een stroken verkaveling

62
Q

Veenoxidatie

A

Het verteren van plantenresten door de aanwezigheid van zuurstof in ontwaterd veen

63
Q

Verhang

A

Het verval per km

64
Q

Verkaveling

A

De manier waarop land in stukken is verdeeld

65
Q

Verlanding

A

Het dichtgroeien van open water als gevolg van veenontwikkeling in ondiep water

66
Q

Vermesting

A

Het verrijken van de bodem met voedingstoffen

67
Q

Verval

A

Het hoogte verschil tussen 2 plaatsen aan een rivier

68
Q

Vlechtende rivier

A

Snelstromende rivier met veel ondiepe waterlopen

69
Q

Waterkringloop ( kort en lang)

A

De voortdurende verplaatsing van water over de aarde . Korte kringloop: van zee terug naar zee, lange kringloop: van zee via land terug naar zee

70
Q

Zand

A

Grondsoort met een grove korrelgrootte. ( 0,06 tot 2 mm)

71
Q

Zeeklei polder

A

Polder die is ontstaan door het bedijken van een kwelder