Begrippen 2.2 Flashcards

1
Q

Intensieve landbouw

A

Landbouw met inzet van veel kapitaal en kennis per hectare of dier om een hoge opbrengst te halen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Platteland

A

Gebied met weinig bebouwing en veel open ruimte(heet ook landelijk gebied)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bevolkingskrimp

A

Bevolkingsafname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leefbaarheid

A

Mate waarin een gebied(zoals een woonwijk) geschikt en prettig is om in te leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Spreidingsbeleid

A

Beleid om woningen(en werkplekken en voorzieningen) gelijkmatiger over Nederland te verdelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Grondgebonden

A

Agrarische productie die plaatsvind in de directe omgeving van het boerenbedrijf ,zoals akkerbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Niet-grondgebonden

A

Agrarische productie die onafhankelijk van het land uitgevoerd kan worden zoals de bio-industrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vertical farms

A

Het op verschillende verdiepingen telen van gewassen of het houden van dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly