Ak Begrippen §2 TOETSWEEK Flashcards
Aardbeving
Schokkende of trillende beweging van een gedeelte van de aardkorst door de werking van endogene krachten
Schaal van Richter
Schaal waarmee de kracht van een aardbeving word aangegeven
Epicentrum
Het punt waar de aardbeving aan de oppervlakte komt, direct boven het hypocentrum
Seismoloog
Wetenschapper die zich bezighoudt met het bestuderen van aardbevingen
Tsunami
Hoge vloedgolf op zee die de kust overspoelt en wordt veroorzaakt door een zeebeving
Naschokken
Aardbeving die uren,dagen of zelfs werken na een eerdere aardbeving in hetzelfde gebied plaatsvindt
Breuk
Barst of scheur in de aardkorst
Convergentie
Het naar elkaar toe drijven van platen
Oceanische plaat
Plaat die bestaat uit een groot zeeoppervlak (oceaan)
Continentale plaat
Plaat die bestaat uit een groot land oppervlakte
Subductie
Het wegduiken van een oceanische plaat onder een continentale plaat
Seismisch gat
Een gebied waar al lang geen aardbeving is voortgekomen vergeleken met de omringende gebieden
Magma
Heet,vloeibaar gesteente binnen in de aarde
Plooiingsgebergte
Gebergte dat is ontstaan door plooiing van stukken van de aardkorst
Trog
Diepe kloof onder in de zee,ontstaan door subductie van een oceanische plaat