2.3 Begrippen Flashcards
1
Q
Openbaar vervoer (ov)
A
Personenvervoer volgens een dienstregeling met trein,bood,bus,metro of snel tram
2
Q
Forens
A
Iemand die op een andere plaats woont dan waar hij werkt
3
Q
Mobiliteit
A
De verplaatsing van mensen en goederen met behulp van een vervoermiddel
4
Q
Vervoersarmoede
A
Wanneer iemand door beperkte verplaats mogelijkheden niet kan deelnemen aan ‘normale’ dagelijkse activiteiten,zoals boodschappen doen,onderwijs volgen of werken
5
Q
Files
A
Langzaam rijdend,of stilstaand verkeer