Atelier 5.2 p.234-235 Flashcards
1
Q
Het contant geld
A
L’argent liquide
2
Q
Een wisselkantoor
A
Un bureau de change
3
Q
Een kamer voor 2 personen
A
Une chambre double
4
Q
Een kamer voor 3 personen
A
Une chamre triple
5
Q
Een ingang
A
Une entrée
6
Q
Een verblijf
A
Un séjour
7
Q
Een inlichtingendienst
A
Un service de renseignement
8
Q
Waarover, waarvan
A
Dont
9
Q
(In)vullen
A
Remplir
10
Q
Om te + inf
A
Afin de + inf
11
Q
Met zich op
A
Avec vue sur
12
Q
In half pension
A
En demi-pension
13
Q
In vol pension
A
En pension complète
14
Q
Welkom zijn
A
Être le/la/les bienvenu(e)(s)
15
Q
Het is verboden te
A
Il est interdit de