Atelier 1.2 p. 25-27 Flashcards
1
Q
Une aide
A
Een hulp
2
Q
Une bijouterie
A
Een juwelierszaak
3
Q
En butin
A
Een buit
4
Q
Un cambriolage
A
Een inbraak
5
Q
Un crime
A
Een misdaan
6
Q
En endroit
A
Een plaats
7
Q
En état civil
A
Een burgerlijke stand
8
Q
Een front
A
Een voorhoofd
9
Q
Een gant
A
Een handschoen
10
Q
Une lèvre
A
Een lip
11
Q
Des lunettes de soleil
A
Een zonnebril
12
Q
Une/ un propriétaire
A
Een eigenaar
13
Q
Une pueue
A
Een staart
14
Q
Une signature
A
Een handtekening
15
Q
En témoin
A
Een getuige
16
Q
Un trait de visage
A
Een gelaatstrek
17
Q
En trou
A
Een gat
18
Q
Une valeur
A
Een waarde
19
Q
Un veuf
Une veuve
A
Een weduwnaar
Een weduwe
20
Q
Een vol
A
Een diefstal
21
Q
En voleur
A
Een dief
22
Q
Célibataire
A
Vrijgezel
23
Q
Cohabitant
Cohabintante
A
Samenwonend
24
Q
Costaud
Costaude
A
Zwaar gebouwd