Atelier 3.2 Flashcards
1
Q
Une auberge de jeunesse
A
Een jeugdherberg
2
Q
Une balade
A
Een wandeling
3
Q
Un besoin
A
Een behoefte
4
Q
Une découverte
A
Een ontdekking
5
Q
Un déplacement
A
Een verplaatsing
6
Q
Un espace
A
Een ruimte
7
Q
Une étoile
A
Een ster
8
Q
Une grammaire
A
Een grammatica
9
Q
Une initiation
A
Een inleiding/initiatie
10
Q
Un lac
A
Een meer
11
Q
Une location
A
Een verhuur
12
Q
Un logement
A
Een woning/onderdak
13
Q
Une lune
A
Een maan
14
Q
La Méditerranée
A
De middellandse zee
15
Q
Un millier (de)
A
Een duizendtal
16
Q
Un participant
A
Een deelnemer
17
Q
Un paysage
A
Een landschap
18
Q
Un pin
A
Een den
19
Q
Une randonnée
A
Een (trek)tocht
20
Q
Un séjour
A
Een verblijf
21
Q
Un stage linguistique
A
Een taalstage
22
Q
Bref, brève
A
Kort
23
Q
Crevé, crevée (fam)
A
Doodmoe
24
Q
Étranger, étrangère
A
Vreemd
25
Inoubliable
Onvergetelijk
26
Tranquille
Rustig
27
Accompagner
Vergezellen, meegaan
28
Accueillir
Onthalen
29
Cueillir
Plukken
30
Détendre (se)
Ontspannen (zich)
31
Déterminer
Bepalen
32
Disposer (de)
Beschikken (over)
33
Éviter
Vermijden
34
Garantir
Garanderen
35
Prévoir
Voorzien
36
Réussir
Slagen
37
Autant...que
Evenveel....als
38
Également
Eveneens
39
Selon
Volgens
40
Vachement (fam)
Erg, kei-
41
Au début
In het begin
42
Crier fort
Luid roepen
43
Être à la recherche de
Op zoek zijn naar
44
Faire de l’escalade
Klimmen
45
Un bar
Een bar
46
Un camp
Een kamp
47
Un canoë
Een kano
48
Une formule
Een formule
49
Un moniteur
Een monitor
50
Une monitrice
Een monitrice
51
Un parcours
Een parcours
52
Les Pyrénées
De Pyreneeën
53
Un tournoi
Een toernooi
54
Pratique
Praktisch
55
Unique
Uniek
56
Situé, située
Gelegen
57
Varier
Variëren, afwisselen
58
Énormément (de)
Heel veel
